Al sinds de jaren zijn ’60 zijn christenen een dankbaar mikpunt voor spot. En eerlijk is eerlijk, daar maakten ze het vaak ook wel naar. Christenen namen zichzelf zeer serieus, en kerken ook.
Gevoegd bij het feit dat het christendom eeuwenlang toonaangevend is geweest in Europa en daar tot in de zeer recente geschiedenis niet altijd een fraaie vertoning van heeft gemaakt, mag het niet verbazen dat de spotzucht zich op christenen richtte.
Maar inmiddels is de situatie veranderd. Christenen zijn een minderheid geworden en daar kan ik persoonlijk prima mee leven. De spot en soms zelfs de haat wordt er echter niet minder om. Blijkbaar zijn we nog steeds een bedreiging en een ergernis.
Begrijpelijk, het christelijke geloof is een voor de handliggend doelwit. Het verhaal irriteert, prikkelt en legt als het goed is dingen bloot die de meeste mensen liever verborgen houden. Bovendien is het een tegendraads en vreemd verhaal over een God die mens wordt, lijdt en sterft. En daarna weer opstaat. Wat moet je daar mee als weldenkend modern mens? Of als weldenkende Germaan uit 700, of als weldenkende Griek uit het jaar nul?
Als je nagaat hoe die mens geworden God stierf dan wordt de spot nog begrijpelijker. Mensen die hem aan het kruis zagen hangen, bespotten hem ook. Het kruis was niet alleen uitzonderlijk wreed, het nodigde ook uit tot spot, net zoals de schandpaal uitnodigde tot het werpen van rotte eieren naar de veroordeelde.
Christenen hoeven er dus niet van op te kijken als hun geloof wordt bespot. En als zij zelf worden bespot, hoeven ze zich daar nog minder druk om te maken.
Ik lig er dan ook geen minuut wakker van dat artikel 147 uit het Wetboek van Strafrecht is verdwenen. Het was even zinloos als een bordje met Verboden te vloeken.
Ondertussen helpt het schrappen van het wetsartikel natuurlijk ook niet om de Nederlander eens wat meer te laten nadenken bij wat hij zegt of zich te verplaatsen in iemand anders. Daar heb je dan ook geen wet voor nodig maar beschaving.