‘Sport verbroedert!’ Om die kreet heb ik, fervent sporthater, altijd hartelijk (maar de ‘r’ mag er ook wel uit…) moeten lachen.
Geweld op het voetbalveld, doping in de wielersport, afgunst en bedrog, niets menselijks is de sporter vreemd. Waarom juist zijn of haar hobby zou moeten verbroederen, is me een raadsel.
De echte sportliefhebber zal zeggen dat ik moet kijken naar amateursport. Maar wat ik hoor over scheldende ouders langs de lijn en supporters die de boel afbreken omdat hun clubje onrecht is aangedaan, bewijst het tegendeel.
Ook op wereldschaal kan ik de verbroederende eigenschappen van sport niet onmiddellijk ontwaren. Andere Tijden Sport liet laatst het verhaal zien over de Winterspelen in Noorwegen van 1980 in Lake Placid. Met een nog steeds verdrietige winnares van toen en een andere schaatster die ‘niet wist waar ze het over had’. Sneu.
Landen onderling verbroederen ook al niet met sport. Rusland haat Nederland inmiddels, dat kleine pestlandje aan de Noordzee met zijn grote bek. En Nederland vindt Rusland ook niet leuk meer.
Het enige voordeel van de Olympische Winterspelen, is dat er sneeuw aan te pas komt. Sneeuw is altijd goed en dan zie ik grootmoedig de strapatsen over het hoofd die nodig waren voor deze sneeuw. Persoonlijk vind ik skischansspringen ook nog wel om aan te zien, vooropgesteld dat het niet langer duurt dan een minuut of tien.
Maar wat de lol is aan vijf kilometer lang rondjes schaatsen of langlaufen door oneindig landschap, ik zou het niet weten.
De sporters zelf blinken over het algemeen uit in egocentrisme, wat de verbroedering ook niet bevordert. Dat moet ook, hebben mensen die het kunnen weten mij uitgelegd, want alleen zo kunnen ze ‘maximaal presteren’.
De sporters zelf leggen zelden iets uit, de meesten kunnen niet goed uit hun woorden komen. Je hoeft niet eens te weten wie de man of vrouw is die je hoort op de radio, meteen is het duidelijk: dit is een sporter. Ze dreunen hun verhaal af op een en dezelfde toonhoogte, waarin altijd een vast aantal uitspraken voorkomen: presteren, scoren, punten pakken, voor goud gaan, ik zat stuk, en zo meer.
Maar de koning is er blij mee en zo’n man gun je ook wat. De koning verbroedert aan de lopende band, met iedereen. En daar heeft hij dan geen sport voor nodig.