De beeldbuis staat deze dagen weer bol van de sport. Was er al geen ontkomen aan de Tour de France, nu komt de Vierdaagse van Nijmegen daar nog bij.
Elke avond praat de Hogepriester van het Wielrennen ons bij over afdalingen, demarreren, sprinten, valpartijen met of zonder prikkeldraad en allerlei kleuren truien. Hoe gek moet je zijn om daaraan mee te doen?
En dan de Vierdaagse. In de regen lopen, in de brandende zon, met zoveel blaren dat je voeten er onder verdwenen zijn, en dat alles voor een bosje gladiolen. Ga naar de bloemist en koop ze zelf!
Ik hoef het al niet meer te bekennen, ik heb niets met sport. Reeds als basisschoolleerling was de gymzaal niet aan mij besteed. Als laatste worden gekozen bij het vormen der groepen was maar een van de redenen. Mijn hoogtevrees speelde mij parten bij dat vreselijke rek dat gelukkig meestal veilig stond ingeklapt tegen de muur, bij de ringen en het touw. Zinloos rondjes lopen ‘om op te warmen’ en achterlijke balspelletjes deden de deur dicht. Wat een idioot gedoe!
Op de middelbare school werd het niet beter maar toen had ik in ieder geval eens per maand een geldig excuus van de lessen weg te blijven. Mijn leraar gym had geheugenproblemen, ontdekte ik al snel en daarom schroefde ik de afwezigheid wegens vrouwelijke kwalen al snel op tot tweemaal per maand. Verder durfde ik niet te gaan.
Waarom iemand voor de lol zich helemaal uit de naad rent, fietst als een bezetene omdat hij per se twee seconden sneller wil fietsen dan de vorige keer… ik begrijp het niet.
Het gevecht met jezelf winnen, hoorde ik eens als verklaring. Hè? Waarom zou je?
Lui op de bank liggend met een glas wijn binnen handbereik bekijk ik al die stumpers die in gevecht zijn met zichzelf. Op je gezondheid!