Soms is een boek zo ontstellend goed dat je verbaasd kunt zijn dat zo weinig mensen ervan hebben gehoord. Dit is geen verdediging! is zo’n boek. Voor deze ene keer daarom een recensie, een lange recensie.
Bij christenen denken veel mensen aan EO-programma’s en stoffige kerkbanken of juist aan licht hysterische pinkstergelovigen. Aan mensen die je niet serieus hoeft te nemen. Dat het christendom deze clichés overstijgt, toont de Britse schrijver Francis Spufford in een fascinerend boek.
De omslag van het boek schreeuwt het de lezer toe: Dit is geen verdediging! Met als ondertitel Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft, die in grote gekleurde letters de hele omslag in beslag neemt. Het wekt een associatie met de filmcyclus Starwars: The empire strikes back.
Francis Spufford (1964), schrijver en lid van de Anglicaanse kerk, schreef het. Hij is niet de eerste de beste, vermeldt de achterflap. Lid van de Britse Royal Society of Literature en auteur van De rode belofte, vertaald in negen talen en ook in Nederlandse kranten goed ontvangen. Het lijkt er bovendien op dat Spufford onderdeel is van een nieuwe generatie christenen die zich niet meer in een hokje laat duwen maar ook niet uitgebreide redevoeringen houdt om het geloof te verdedigen of zelfs te bewijzen.
Een verdediging van het christelijke geloof heet apologie en de oorspronkelijke titel van het boek luidt Unapologetic. En dat is fraai gevonden want unapologetic betekent ook: dit is geen verontschuldiging, en ook: dit valt niet te verontschuldigen.
Wat is het dan wel? Het is vooral een persoonlijke verantwoording van zijn geloof, en dat op emotionele gronden. De emotie, niet de ratio speelt de hoofdrol. En verhalen, in het bijzonder het grote verhaal van Jezus. Daarmee is het eigenlijk een soort eigentijdse apologie: bereikten christenen andersdenkenden vroeger door middel van de ratio, tegenwoordig kan dat wellicht beter via de emotie.
Het grote voordeel van Spufford is dat hij 22 jaar lang helemaal niet in God geloofde. Hij was na een christelijke opvoeding atheïst geworden. Lang genoeg om flink wat afstand te nemen en dat is goed te merken.
In een inleiding van maar liefst 20 bladzijden lang vertelt hij de lezer eerst uitgebreid het grote probleem van het christendom van tegenwoordig. Worden we bedreigd door de meningen van atheïsten als Richard Dawkins?
Welnee, die opponenten nemen christenen in ieder geval serieus genoeg om van repliek te dienen; het ergste is dat we belachelijk zijn: christengekkies, zoals christenen wel eens spottend worden genoemd in reacties onder online-krantenartikelen. Dat smoort elk gesprek in de kiem want wie gaat er een serieus gesprek aan met een mafketel?
Hij maakt vervolgens korte metten met de atheïstenslogan die een tijdlang op Britse bussen was te zien: ‘God bestaat waarschijnlijk niet. Dus maak je niet ongerust en geniet van het leven’.
Oftewel: als er geen christenen zouden zijn met hun irritante leer van hel en verdoemenis, dan konden we weer lekker gaan genieten.
Vlijmscherp, en voor sommige lezers wellicht met de botte bijl, toont hij aan hoe dom en liefdeloos dat is. Want deze leus zegt feitelijk dat mensen die er alleen voor staan ook niet op hulp van een God hoeven te rekenen. Zoals de drugsverslaafde, de overbelaste mantelzorger en zoveel anderen die het alleen moeten zien te rooien. De leus op de bus is alleen geschikt voor sterke, jonge, vrije mensen die beantwoorden aan het ideaal dat ons wordt voorgespiegeld door de reclame, niet voor de achterblijvers. De atheïstenbus zegt: ‘er komt geen hulp’.
Geneuzel
Spufford maakt korte metten met kerkjargon en met reden. Het begint met de afschaffing van het woord zonde. Dat woord is onbruikbaar geworden sinds er zaken mee worden aangeduid die misschien niet helemaal deugen maar wel heel lekker zijn. Zoals bonbons en roomijs, en andere geneugten des levens die niet altijd even gezond zijn. Weg met ‘zonde’. Hij vervangt het met MNoDtV, de afkorting van Mijn Neiging om Dingen te Verkloten (human potential to fuck things up) en houdt dat het hele boek consequent vol. Wie het woord verkloten tegenstaat, kan zijn borst alvast nat maken: Spufford is niet van het fluwelen taalgebruik.
Confronterend en gespeend van kerkjargon presenteert hij een hartstochtelijk pleidooi voor het christendom omdat het zo realistisch is, omdat het de mens kent, omdat het weet dat de regels zelf geen oplossing bieden.
Scherp laat hij zien hoe de taboes die geslecht zijn omdat ze mensen belemmeren te leven zoals ze willen, andere taboes in tact laten die feitelijk met dezelfde reden doorbroken hadden kunnen worden. Pedofielen volgen immers ook hun diepste gevoelens en verlangens als ze seks met kinderen willen? Waarom zij niet maar overspelplegers wel? Zij beschadigen toch op zijn minst hun partner en eventuele kinderen?
Maar even goed krijgen christenen zelf lik op stuk. Wie durft zich te verschuilen achter goedkope ‘oplossingen’ voor het lijden in de wereld, en voor de dood? Spufford maakt er met genoegen gehakt van. Lijden als loutering, omdat God er een plan mee heeft, omdat het vastgeklonken zit aan de vrije wil, omdat God het allemaal niet zo heeft bedoeld? Hij fileert ze een voor een en prijst zichzelf en passant gelukkig dat hij als Anglicaans christen niet het creationisme hoeft te verdedigen.
De politiek correcte christen beleeft misschien wat minder plezier aan Dit is geen verdediging!. Gnosticisme is geneuzel (‘De Jezus van het Evangelie van de Gnosis zegt: Ga voort Blauwe Ingewijde, naar de Zeventiende Nefrieten Poort van Verwondering en gebaar met je duimen het geheime wachtwoord.’) En de islam biedt met zijn leer over Jezus dan wel een rationele verklaring maar brengt ons van de regen in de drup. Is het verhaal van Jezus dan een mythe? Het lijkt erop maar bij nader inzien blijkt het dat niet te zijn. Mythes worden bevolkt door helden met spierballen en/of hersens. Niet door losers.
Is het boek inderdaad geen verdediging? Niet in de zin van het rationele betoog dat zorgvuldig alle valse beweringen over het christendom bestrijdt, al kan hij het niet laten de in zijn ogen allerdomste beweringen en vooroordelen te weerleggen. Maar dat doet hij in de vorm van (soms wel erg uitgebreide) voetnoten.
Met theodicees heeft hij dus niets. Het gaat niet om een verklaring van lijden want die is er niet en wee je gebeente als je het toch probeert. Het gaat om een mens die het hart van alle dingen is: Jezus, en aan hem wijdt hij een heel hoofdstuk waarin hij uitlegt hoe vreemd en tegendraads hij eigenlijk is, en hoe het wel verkeerd met hem móest aflopen.
Yeshua noemt hij hem, Jezus is tenslotte de gelatiniseerde vorm. Het heeft voordelen hem in zo’n verhaal Yeshua te noemen want zelfs de naam Jezus lijdt onder de beeldvorming van de blonde man met de blauwe ogen die zo uit een reclamespot voor wasmiddelen of haarverzorging lijkt te zijn weggelopen.
Yeshua dus, en Spufford beschrijft zijn leven met een flinke dosis uitleg van hoe de wereld er toen uitzag enerzijds en met termen die uit onze tijd afkomstig zijn anderzijds. ‘Vrees niet, ‘ zegt Yeshua tegen Maria na zijn opstanding, ‘er kan meer worden gerepareerd dan je denkt’.
Kerk
En toen was alles goed? Vergeving neemt de littekens niet weg. Spufford omschrijft het als kiespijn die verdwenen is als de kies is getrokken. ‘Je voelt met je tong aan de plek waar het zat. Het voelt anders, ongewoon. De plek is getransformeerd.’ Want de gevolgen van MNoDtV gaan meestal niet weg. De gevolgen blijven. Een verwaarloosd kind wordt niet wat het was geworden zonder de verwaarlozing.
Over de kerk is Spufford niet erg optimistisch, ze zal wel blijven doormodderen en dat is dan ook het enige wat er op zit, gezien MNoDtV. Maar tegelijkertijd is de kerk de belichaming van Christus. En hier doet zijn boek even denken aan Brieven uit de hel van C.S. Lewis: mensen zien de sullige kerkgangers met hun suffe imago, de duivels zien een indrukwekkend bouwwerk waartegen ze machteloos staan.
De kerk is zijn machtspositie kwijt, maar ‘over het algemeen is het zo dat het gewicht van de macht een last vormt die niet wordt gemist nu hij is verdwenen’.
En zo is het christendom losgekoppeld van de belangenstrijd van mensen die zichzelf belangrijk vinden en is het geen onderdeel meer van de onvermijdelijke narigheid die hoogwaardigheidsbekleders met zich meebrengen. In Spuffords voordeel is natuurlijk het feit dat Engeland geen christelijke politieke partijen kent.’ Elk nadeel heeft zijn voordeel.
Al lezend is het alsof Spufford tegenover je zit en licht voorover gebogen één lange grote spraakwaterval over je uitstort, waarbij hij niet is te onderbreken. Zijn eloquente en originele taalgebruik zorgen ervoor dat dat niet hinderlijk is, al is hij hier en daar soms even flauw. Dat vergroot echter ook het idee van de spreektaal. Spufford gunt de lezer een blik in zijn ziel en houdt daarmee een spiegel voor aan christenen, atheïsten en mensen die het allemaal niet weten.
Hij ontnuchtert, zet christenen met beide benen op de grond en laat tegelijkertijd zien dat ook christenen hun twijfels hebben, emotionele redenen hebben om te geloven en het antwoord op rationele vragen soms schuldig moeten blijven. En dat is prima. ‘Er kan meer worden gerepareerd dan je denkt’.
Francis Spufford: Dit is geen verdediging! Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft. Uitg. Ten Have, €18,95
Kijk, mijn belangstelling is wederom wakker gemaakt.
Wist afgelopen donderdagavond nog geen boek keuze te maken, dit vraagt om actie!
Het is echt een fantastisch boek. Christelijk Book of the year in de VS, maar hier deed het niet veel. Raar.