Het is raar gesteld met kerstbomen. Als je er een ophaalt, popel je van verlangen hem op te tuigen. Als je hem weghaalt, kijk je opgetogen naar de ruimte die je opeens blijkt te hebben en stop je met een zucht van opluchting alle zilveren, groene en rode handel weer in een doos. Het is weer gedaan met kerst.
Echtgenoot en ik zitten bovendien opeens in een doodstil huis. Tot een week geleden liepen er nog kinderen, schoon- en kleinkinderen rond, waren douche en toilet volcontinu bezet, werd er de hele dag door gekookt en klonken er van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat vier talen door elkaar.
Wat keken we er naar uit dat de hele familie deze keer tegelijkertijd in Nederland was. Wat was het leuk dat het kleindochtertje uit Thailand voor het eerst haar neefjes en nichtjes zag. Wat hebben we heerlijk gegeten, zowel Aziatische dumplings als stoofpot van damhertenvlees uit de Amsterdamse Waterleidingduinen.
Het was heel leuk, maar het is ook heel leuk dat ze allemaal weer weg zijn. Wat een rust, wat een stilte! Echtgenoot en ik zitten ’s avonds samen op de bank, lezen een boek (dat kan weer!) en nemen nog een cappuccino. Het is ook wel weer fijn dat je beneden komt en er staat géén soep te koken. En je hoeft niet een uur te wachten tot de badkamer weer vrij is.
Alle lege flessen zijn ingeleverd of in de glasbak gekieperd, in hoeveelheden die bij de argeloze omstander het vermoeden van een forse alcoholverslaving zou kunnen wekken. In ieder geval, als die niet wist dat er twaalf mensen hard aan hebben gewerkt die respectabele hoeveelheid bij elkaar leeg te drinken.
Gisteren kwam ik nog een restje cranberrycompote tegen, dat vanwege een overvolle koelkast zo lang geparkeerd stond in het houthok. Er ligt nog kroepoek in het keukenkastje, Chinese thee en Thaise koffie, kant-en-klare noedels, en kilo’s jasmijnrijst. Tel daarbij op twee tassen vol vergeten spullen als een sjaal, rubberlaarsjes maat 33, een wollen hoedje, en nog veel meer, en je weet zeker dat ze ooit weer terugkomen. Maar voorlopig niet.