Het speciale onderwijsprogramma voor peuters en kleuters uit achterstandsgezinnen blijkt in Utrecht nauwelijks effect te hebben gesorteerd omdat de leerkrachten en groepsleidsters het niet goed genoeg doen.
Dit bericht uit de Volkskrant heeft me enkele minuten met stomheid geslagen. En dat is lang voor mijn doen.
Mijn verbazing begon toen ik las over rekenvaardigheid van kinderen onder de vier jaar. Dat er ontwikkeling zit in woordenschat en zinnen kunnen maken, lijkt me duidelijk. Maar rekenvaardigheid? Die van mij konden rond hun derde verjaardag net tellen, waarbij de 4 regelmatig met de 5 werd verwisseld.
Verder las ik dat kinderen uit achterstandsgezinnen een speciaal educatief programma krijgen. Alleen al van dat woord programma lopen me de rillingen over de rug. Een kleuter hoort niet te worden blootgesteld aan een programma, kleuters leren op hun eigen manier.
Voorspelbare uitkomst: het hielp geen bal. Kinderen zonder speciaal lesprogramma deden het even goed. Alles hing af van de kwaliteit van de leidsters. Waarom verbaast me dat nou niet?
Het gebruik van onderwijstermen laat zien waar het mis gaat. De manier van lesgeven (!) is bepalend, zo bleek. Als leerkrachten te weinig ontwikkelingsstimulerende activiteiten aanbieden en te weinig werken in kleine groepjes, gaan de kinderen nauwelijks vooruit, is een van de conclusies. Logisch, peuters en kleuters moeten geen onderwijs krijgen maar speelgoed en aandacht. Niets meer en niets minder.
Ik kan me niet herinneren dat ik onze kinderen ooit een ontwikkelingsstimulerende activiteit heb aangeboden, behalve dan dat er voldoende en goed speelgoed was. Even aan het spelen helpen en het kind speelt, als je het verder met rust laat.
Hebben de onderzoekers zich niet afgevraagd hoe het komt dat kinderen uit andere gezinnen geen achterstand hebben? Gebruiken die hoogopgeleide ouders een lesprogramma voor hun kinderen? Natuurlijk niet. In ieder geval, laten we het niet hopen.
Een kleuter leert het meest door nadoen, door goed speelgoed als lego, blokken, autootjes en ladingen papier, potloden en verf. En verder praat je je de oren van je hoofd tegen je kind, zing je liedjes en lees je voor. En als de ouders uit achterstandsgezinnen dat niet doen, helpen al die speciale programma’s niets. Dan moeten die kinderen gewoon op een andere manier krijgen wat hun beter gesitueerde leeftijdgenootjes thuis krijgen.
Waar leerden de kinderen wel van? Van veel spelen met kinderen die geen achterstand hadden opgelopen. Dat zegt al voldoende over het nut van lesprogramma’s.