Rudi van Dantzig is overleden. Het bericht ontroerde me en herinnerde me aan de prachtige interviewserie die Wim Kayzer negen jaar geleden voor de VPRO maakte: Voetnoten uit het voorlopig testament van de danser, de dichter en de tekenaar.
Urenlange interviews met drie mensen die aan het eind van hun leven waren gekomen: Willem Wilmink, Marten Toonder en Rudie van Dantzig. Breekbare mensen waren het geworden die er geen behoefte aan hadden de schone schijn op te houden. De vragen waren scherp, de antwoorden eerlijk tot op het bot en tegelijk was het geheel vrij van voyeurisme.
Een uitstekend argument voor de instandhouding van de publieke omroep en een dringend appel op diezelfde omroepen er iets van te maken en niet de commerciëlen na te doen. Gooi er maar een net af, twee desnoods, maar houd dit soort programma’s in stand. Wat kan het schelen dat er maar 15% van de bevolking naar kijkt? De andere 85% kijkt dan toch lekker naar Diehard 6 en The voice of Holland?
Rudi van Dantzig belichaamde daarnaast mijn heimelijke hunkering naar ballet. Als sprieterig meisje van acht zweefde ik in petticoat over de overloop, wetend dat het nooit iets zou worden met mijn balletambities.
Niet dat ik het niet zou kunnen maar op ballet gaan was in mijn omgeving sociale zelfmoord. Dansen was werelds en dat paste niet bij meisjes die naar de kerk gingen…
Ik durfde het niet, hij wel. Hulde.