Ik ook

Wat oorspronkelijk begon als een hashtag is inmiddels een zelfstandig naamwoord geworden: MeToo, met zelfs een verkleinwoord: een metoo’tje. Verkleinwoorden zijn altijd een slecht teken als het om in potentie ernstige zaken gaat. Een verkleinwoord bagatelliseert. Je zegt ook niet ‘een moordje’, en een diefstalletje gaat hooguit om een gejatte zak chips, niet om een gouden horloge of een Ferrari.

Het verkleinwoord MeToo’tje kan erop wijzen dat mannen zich bedreigd voelen of de ernst van seksueel grensoverschrijdend gedrag proberen te verdoezelen. Maar het bestaat ook omdat er onzekerheid is over de reikwijdte van het begrip. Dat verkrachting en aanranding zware straffen verdienen, daarover zijn weldenkende mensen het wel eens.

Maar waar ligt die grens van dat seksueel grensoverschrijdend gedrag eigenlijk? Bij een hand op een schouder? Dat kan zeker, maar het hoeft niet. Alles hangt af van de context en dat maakt de juridische benadering van dit onderwerp lastig, terwijl juist de gang naar de rechter steeds meer gemeengoed wordt. In theorie lijkt het eenvoudig, maar in de praktijk wordt het pas echt eenvoudig als mensen standaard anderhalve meter van elkaar verwijderd blijven.

Afstand in tijd doet er ook toe. Soms klagen vrouwen dat er dertig jaar geleden iemand een hand op hun bil heeft gelegd. Hoe vervelend dat destijds ook geweest kan zijn, dertig jaar later kan ik daar hooguit mijn wenkbrauwen over optrekken. Zeker als die hand toevallig aan een min of meer Bekende Nederlander vast zat.

Van dezelfde orde zijn de ongevraagde bekentenissen – in vloeiende communicatieafdeling-taal – die (matig) Bekende Nederlanders ten beste geven. Die kunnen overigens zomaar in je gezicht ontploffen, zoals gebeurde bij een bekentenis van tv-programmamaker Bram van Splunteren over een voorval in 1989, waarvan je in de verste verte niet meer kunt vaststellen of de verhouding nu wel of niet gewenst was. Bram kan het door de VPRO geplande eerbetoon inmiddels op zijn buik schrijven.

Maar er is meer aan de hand. Nederland lijkt steeds meer in de ban te zijn van een soort obsessieve drang naar puurheid en zuiverheid, voortbouwend op de preoccupatie met de Tweede Wereldoorlog, waarin iedereen met terugwerkende kracht vanaf dag 1 aan de goede kant zou hebben gestaan. Dat getuigt in de meeste gevallen van een grove zelfoverschatting enerzijds en een grove onderschatting van de toenmalige situatie anderzijds – daarvoor is niet veel historisch besef nodig – maar toch gebeurt het.

Het lijkt op een ratrace, maar dan naar boven. Bevrijd van het oude zonde- en schuldbesef mag niemand onze daden betwijfelen en daarom moeten ze volmaakt zijn. De nadruk op authenticiteit, jezelf als merk ‘in de markt zetten’ en daarom je goede imago bewaken, sluit daar naadloos bij aan. Wij deugen, wij móeten deugen. Is het niet met daden, dan toch met woorden.

Dat zuiverheidsstreven is een lastige combinatie met de vrijheid-blijheid die al decennia heerst ten aanzien van seksualiteit. Vanaf de jaren zestig waren vrouwen dan wel bevrijd van de angst voor ongewenste zwangerschap (in theorie althans), maar daarom hadden ze ook in de ogen van veel mannen geen reden meer om ‘nee’ te zeggen. Ik heb menig puisterige puber die in deze veronderstelling verkeerde van me moeten afduwen. Het vernietigende oordeel: ‘Preutse trut!’.

Mijn wederwaardigheden van toen heten nu MeToo-ervaringen. Die ommezwaai is meer dan nieuwe inzichten en oog voor het slachtoffer, het is een clash of civilizations. Nu maar hopen dat er iets moois uit voortkomt.