Ploeg

Altijd fijn: even het Groninger Museum binnenwippen. En met een Museumkaart maakt niet uit of ik er een half uur of een halve dag in rondloop.

Deze keer had ik maar een half uur en dus toog ik fluks naar de afdeling waar het werk van De Ploeg hangt. Heerlijke stroming is dat. De levensvreugde spat ervan af, en dat in een provincie die ik toch lang heb geassocieerd met grijze luchten boven eindeloze weilanden. De Ploeg heeft mij opnieuw laten kijken naar het platte land van Groningen. En ik ben gaan houden van dat landschap, inclusief de kleine dorpen, de majestueuze boerderijen en het uitgestrekte vlakke land.

De Ploeg hing er nog net zo bij als bij vorige bezoeken, zo leek het. Maar er was iets veranderd. Naast de gebruikelijke uitleg op roodbruine bordjes, hingen er nu ook donkergele, met als opschrift ‘Bitterzoet erfgoed’. Want we moesten vooral niet denken dat het allemaal pais en vree was geweest in Groningen en Ommelanden.

Iemand die maar een beetje geschiedenisonderwijs heeft gehad, weet dat natuurlijk al lang. De Gouden Eeuw was alleen van goud voor de rijke bovenlaag, en de VOC was een gesanctioneerd roversbolwerk met mogelijkheden waar neoliberalen van nu hun vingers bij aflikken.
Ik schat in dat het gemiddelde museumpubliek allang weet wat er is misgegaan in de vaderlandse geschiedenis. Maar het Groninger Museum neemt geen enkel risico. Ook de enkele tot nu toe onwetende passant moet op de hoogte worden gesteld, of er nu wel of geen direct verband bestaat tussen kunstwerk en boodschap.

En dus hangt naast het schilderij Kerkje te Oostum van Johan Dijkstra een bordje over de familie Niemeijer, fabrikanten en verkopers van koffie, chocola en tabak. Die producten werden geteeld op plantages waar slaven werkten. Of beter slaafgemaakten, want de gemiddelde Nederlander weet blijkbaar niet hoe gruwelijk slavernij was (en is), en dat mensen zichzelf niet uit vrije wil verkopen.

Verderop hangt nog meer Gronings erfgoed. Een gouden oorijzer dat het grootste deel van het hoofd bedekt en dat bij Groninger klederdracht hoort, bijvoorbeeld. Ik had hier eigenlijk ook wel een bordje verwacht. Met een tekst die uitlegt dat die boeren aan hun rijkdom kwamen door arbeiders uit te buiten. En wat geschiedenisles over de Veenkoloniën, met hun arbeiders die in modderhutten woonden, half onder de grond. En dat Groningen nog steeds een wingewest is, getuige het drama van de gaswinning.

En voordat het Groninger Museum in allerijl een bordje gaat maken met uitleg bij het oorijzer: laat maar. En haal al die andere bordjes ook maar weer weg. Ik kom naar een kunstmuseum om kunst te bekijken, niet om onderwezen te worden in de rechte leer.