Belangenstratego

Ooit was Nederland één land. De regering zat in Den Haag, en daarnaast waren er provincies en gemeentes, die ook nog wat te vertellen hadden. Heel kleine gemeentes, met elk een eigen burgemeester. Gezellige tijd was dat.

Tegenwoordig is Nederland een soort multiversum, een land dat bestaat uit groepen burgers met elk hun eigen uitgangspunten, belangen en visies. Nederland is niet meer geografisch ingedeeld, maar in belangengroeperingen. De coronapandemie heeft dat nog eens extra duidelijk gemaakt.

Er kan geen journaal, actualiteitenprogramma of talkshow voorbijgaan, of er komt iemand uit zijn eigen universum melden wat er verkeerd gaat en hoe dat dient te worden opgelost. Zo was vanmorgen horecaman Robèr Willemsen weer eens op tv. Willemsen eiste opening van de horeca vanaf volgende week woensdag. Het kabinet moest nu maar eens het juiste besluit nemen.

Het klonk alsof het kabinet achter een groot bedieningspaneel zit waar allemaal schuifjes en knoppen op zitten, en dat het kabinet nog niet het juiste knopje had ingedrukt, namelijk dat waarmee de horeca weer open mocht. Als ze dat nou even deden, dan konden de horecaondernemers weer verder met ondernemen. Eerlijk is eerlijk, die indruk wekt het kabinet ook. Regeren lijkt wel één grote belangenafweging.
De reden dat de ondernemers niet zelf alvast opengingen, was trouwens de aansprakelijkheidsverzekering, liet meneer Willemsen zich in een bijzin ontvallen. Dat weten we dan ook weer.

Vanavond mag er vast weer een andere belangengroep opdraven. Waarschijnlijk iemand uit de cultuursector want die is nog niet open, of iemand uit de theater of -evenementenwereld om dezelfde reden. Burgemeester-opperhoofd Hubert Bruls komt even niet op tv want er is muiterij gaande in zijn gelederen. De man van de retail is ook stil, want de winkels zijn weer open. De ziekenhuizen krijgen op dit moment geen aandacht want er is nu even niets spannends te melden, zelfs niet van de ic’s.

In hun wanhoop zijn de doelgroepen leentjebuur gaan spelen. Een aantal theaters in Nederland wordt woensdag omgebouwd tot kapsalon, massagestudio of beautysalon, en Yoeri Albrecht van De Balie wil een kerkgenootschap vormen ‘want kerken mogen wel openblijven’. Fijntjes werd hij erop gewezen dat de subsidie dan onmiddellijk zou stoppen en De Balie in de lucht gehouden zou moeten worden door goedwillende donateurs. En dat er van het geld dat binnenkomt een aanzienlijk deel doorstroomt naar mensen die het minder hebben dan hij.

Gelukkig hebben we altijd nog Groningen. Als er van het coronafront niets meer te melden is, mag Groningen weer een duit in het zakje doen. Juist Groningen heeft natuurlijk een machtsmiddel van jewelste: gas! Draai de kraan een paar dagen dicht (dat moet toch te regelen zijn?) en de rest van Nederland weet weer wat hun plaats is. Als er toch ergens belangen zijn geschaad, is het wel daar.

Maar om de een of andere reden lukt dat niet. Ligt dan aan gebrek aan goede woordvoerders, aan de enorme afstand tussen Den Haag en ‘de regio’, of komen de belangengroeperingen er onderling niet uit wie iets voor Groningen gaat eisen? Waarschijnlijk het laatste.

M/V/X 2

Er zijn tijden geweest dat het boek Mannen komen van Mars, vrouwen komen van Venus (1995) van John Gray niet aan te slepen viel. Er zijn alleen al in Nederland bijna een half miljoen exemplaren van verkocht. Het boek werd mij allerwegen – niet in het minst in christelijke kring – van harte aanbevolen. De ideeën in dat boek voelden als een reis terug in de tijd, tot begin jaren zestig, dus de warme aanbevelingen kon ik mij helaas goed indenken.

Nu ben ik altijd licht allergisch geweest voor man-vrouw-stereotyperingen. Ik speelde het liefst met blokken en auto’s, las jongensboeken, en speelde liever met jongens dan met meisjes. Eenmaal volwassen voelde ik me niet op mijn gemak in een louter vrouwelijk gezelschap (‘gezellig onder elkaar!’) en veel eigenschappen die als typisch vrouwelijk worden gezien, zijn mij vreemd. Ik kom dus niet van Venus.

Ik moet varen op mijn eigen herinneringen, maar het was in de daarop volgende jaren zeventig en tachtig niet altijd meteen duidelijk of het in de speelgoedreclame afgebeelde kind een jongetje of een meisje was. Het was de tijd van de uniseks, aangejaagd door het feminisme en dus verfoeid door mainstream christenen. Helaas duurde die periode maar kort.

In de jaren negentig was het roer alweer volledig omgegaan en werden de tegenstellingen tussen mannen en vrouwen juist uitvergroot. Zou het denken in doelgroepen ten behoeve van marketing ermee te maken hebben? De markt was vanaf de Paarse kabinetten immers de oplossing voor alle problemen. Ik ben geen socioloog, maar ik acht het niet ondenkbaar.

Ik kan me voorstellen dat de oude, rigide indeling van wat mannelijk en vrouwelijk wordt geacht, mede debet is aan het voortdurend uitdijende scala aan identiteiten. Hele volksstammen zijn immers opgegroeid met de idee dat mannen en vrouwen fundamenteel van elkaar verschillen. Terwijl psychologisch onderzoek overtuigend heeft aangetoond dat de verschillen per individu (m/v) vele malen groter zijn dan de verschillen per groep.

Het al decennialang ingesleten doelgroepdenken maakt het echter moeilijk te accepteren wanneer je niet in een hokje past. Natuurlijk, met de mond belijdt iedereen dat wel, maar uit eigen ervaring weet ik hoe moeilijk dat in de praktijk kan zijn. De meeste mensen horen toch liever bij een groep, alle geroep om authenticiteit en ‘jezelf zijn’ ten spijt. Een eigen groep voelt lekker veilig en je kunt daar naar hartelust solidair zijn met elkaar. Gezellig! En als je je dan niet thuis voelt bij M of V, dan maak je een eigen hokje.
En zo zijn we weer terug bij af.

M/V/X

Toen ik een jaar of wat geleden het intersectioneel feminisme op het spoor kwam, leek het nog een gezelschapsspel met een beperkte actieradius. Je moest er voor in de Randstad of in een studentenstad wonen. Daarbuiten had hij een piemel en zij een vagina. Wat je met die organen deed, hing af van je seksuele voorkeur. End of story.

Maar dat was buiten de waard gedacht. De bredere uitstraling van het fenomeen begon met ons aller NS, die ‘dames en heren’ verving door ‘beste reizigers’, waarmee de doelgroep meteen werd verruimd tot eventueel meereizende huisdieren. Niemand lag en ligt er verder echt wakker van. Het identitaire taalspel lijkt sowieso vooral voorbehouden aan een selecte groep mensen.

Dat ligt echter anders voor de mensen die zich wel binnen de invloedssfeer bevinden van de inmiddels zowel qua vocabulaire als omvang behoorlijk uitgedijde intersectionele bubbel. Die mensen hebben het punt bereikt waarop zij er niet over piekeren hun mond open te doen voor ze hebben gecheckt of er weer beweging is geweest aan het taalfront.

Een van de vrouwen die weigert zich te conformeren aan het intersectionele woordenboek, is J.K. Rowling. Zij belandde op de virtuele brandstapel vanwege haar zonde de draak te steken met mensen die de term ‘menstruerende mensen’ gebruiken als ze vrouwen bedoelen. Transmannen laten immers niet altijd hun baarmoeder verwijderen en menstrueren dan dus wel, evenals non-binaire mensen met een baarmoeder. Hoe mensen heten die zich identificeren als vrouw maar niet meer menstrueren, heb ik nog niet ontdekt. Een heerlijke inside-story staat hier. Ondertussen is er weer een relletje rond Rowling uitgebroken, maar zij laat zich de kaas niet van het brood eten. En terecht. Ondertussen staat zelfs een verfilming van haar boek op de tocht.

Gender
Dit alles komt omdat het begrip sekse is vervangen door het begrip gender: je bent niet wat je lichaam laat zien, maar wat je voelt. In theorie kun je je dus de ene dag vrouw voelen, de andere dag man, en volgende week non-binair. In die wereld ben ik een (witte) cis-hetero-vrouw, omdat ik ‘mij identificeer’ met het geslacht waarmee ik ben geboren. Als mijn inmiddels niet meer menstruerende baarmoeder het kon, zou zij dubbel liggen van het lachen.

Nu ben ik behalve met een baarmoeder ook gezegend met een gezonde dosis recalcitrantie, zeker waar het taal betreft. En mijn taalgevoel steigert bij het lezen van zoveel dwingende voorschriften, en vanwege de pressie om langs de voortdurend groeiende tenen te laveren.

Deze taalstrijd staat niet echter op zichzelf, er ligt een strijd om de identiteit onder: niet alleen ‘ik ben wie ik ben’ maar ook ‘iedereen moet mijn identiteit erkennen, anders voel ik mij niet veilig’. En zo moet niet alleen de eigen identiteit worden verdedigd, de erkenning ervan wordt ook afgedwongen. Mensen die zeker zijn van hun eigen identiteit zal het worst wezen wat anderen daarvan vinden, lijkt mij, maar blijkbaar bestaat identiteit alleen bij de gratie van anderen, identiteit is fragiel geworden. Dat doet me denken aan de stiefmoeder van Sneeuwwitje, die elke dag aan haar spiegel vroeg of ze nog wel de schoonste was in het land, en die haar stiefdochter wilde laten vermoorden toen die de schoonste bleek te zijn.

Identiteit was vroeger een gegeven. Je identiteit haalde je uit je nationaliteit, je levensbeschouwelijke overtuiging of je huwelijkse staat. Maar nu haal je die uit je zelf, en dat is een heel karwei. De meesten van ons zijn daar niet origineel en/of dapper genoeg voor. Dat is een reden om die strijd niet alleen te voeren, maar als groep.

Het groepsdenken is een van de akeligste kantjes van het intersectioneel feminisme. Groepsdenken lost immers helemaal niets op, maar versterkt eerder het idee dat het beoogt te bestrijden. Acceptatie van mensen die bij een minderheid horen, is niet gebaat bij het uit je hoofd leren van al die minderheden, inclusief subgroepen. Die acceptatie begint bij het individu: de mens zoals die nu voor je staat, die heb je te accepteren als evenbeeld van God, net zoals jijzelf. Daarna kan een gesprek beginnen tussen die mens en jou, zodat je elkaar leert kennen, inclusief al jullie eigenaardigheden en voorkeuren.

Noot:
Opvallend genoeg hebben we de tijd van ‘mannen komen van Mars en vrouw van Venus-periode’ nog maar net achter ons gelaten. Is er een verband? Ik denk van wel, maar daarover gaat het in een volgend blog.

Meiland

Ophef en vertier vormen een perfect duo, zeker voor mensen die er geld aan verdienen. En omdat het medialandschap helemaal geplooid is naar dit verdienmodel, zijn de uitspraken van Erica Meiland smullen geblazen.

Zij vergeleek in haar boek moslima’s in boerka met pinguïns en is verklaard tegenstander van de hoofddoek. Ook over joden zegt ze trouwens nare dingen, maar daar hoor je verder niemand over. Het zijn geen vriendelijke uitspraken, ze getuigen niet van veel verdraagzaamheid, maar je mag het gewoon zeggen.

De familie Meiland heeft echter niet alleen vrijheid van meningsuiting maar ook nauwe banden met een aantal bedrijven. En dan wordt het ingewikkeld. Want bedrijven hebben er een hekel aan als mensen die voor hen reclame maken met onvriendelijke uitspraken de aandacht trekken. Het moet wel leuk blijven. Je kunt je afvragen of die bedrijven niet beter van te voren hadden kunnen nagaan wat voor vlees ze in de kuip hadden, maar een beetje PR-medewerker maakt ook hier goud van.

En zo geschiedde. Emma-matrassen, Nivea en Hallmark verklaarden eenparig dat de gewraakte uitspraken hen heeft doen besluiten de contracten te verbreken. Tel uit je winst! Eerst gebruik maken van de populariteit van de Meilandjes (die daar uiteraard prima voor werden betaald), en nu van de staat van ongenade waarin mevrouw Meiland is gevallen. ‘Wij trekken onze handen van haar af!’

Mij zal het verder allemaal worst zijn. Kaarten maak ik zelf, ik gebruik geen Nivea, en ik heb al een bed. Ik vind hoofddoeken ook niet fijn maar we leven in een vrij land, dus wie er graag een wil dragen, moet dat vooral doen.

Maar dat de botte uitspraken over het joodse geloof niet aan de orde kwamen, vond ik een beetje raar. En opeens schoten me de uitspraken van Francisco van Jole weer te binnen: ‘Fucking christenen die zich niet laten inenten moeten maar lekker doodgaan’.

Des te merkwaardiger was zijn schuimbekkende woede omdat de naar schatting 55.000 christenen die zich uit religieus principe niet laten vaccineren getalsmatig volledig in het niet vallen bij de 1.2 miljoen overige ongevaccineerde Nederlanders, die zich voor een groot deel in de arme wijken van de grote steden bevinden. Toch veroorzaakte zijn tirade nauwelijks een rimpel in de mediavijver. Alleen Wybren van Haga stelde er Kamervragen over. Doe maar niet, Wybren, met zulke vrienden heb ik geen vijanden meer nodig.

De Nederlandse samenleving is net een schoolplein. Ook daar kun je het ene kind rustig uitschelden, maar springen voor het andere kind meteen een paar sterke klasgenoten in de bres. Een variant op quod licet Jovi, non licet bovi.

Persoonlijk lig ik er niet wakker van als mensen mij een achterlijk mens noemen met een onzichtbaar vriendje, een gereformeerde gristentrut, of ‘hypocriet want christen’. Het zegt meer over hen dan over mij. Diezelfde gemoedsrust wens ik mijn andersgelovige landgenoten toe.

Deeltijdprinses

Het is weer eens zover. De deeltijdprinses is teruggekeerd in het vaderlandse debat. Gratis kinderopvang zou volgens D66 een geweldige stimulans zijn voor vrouwen om eindelijk eens – in navolging van ‘het buitenland’, dat om een of andere reden altijd een wenkend perspectief biedt – fulltime te gaan werken. Dat deeltijdgelummel moet maar eens afgelopen zijn. En bovendien smachten onderwijs en zorg naar meer personeel. De BV Nederland heeft u nodig!

Maar daar was het onderzoek van Eenvandaag, en dat onderzoek wees uit dat dat effect er helemaal niet is. Mannen, die zouden wel meer gaan werken, 64% van hen zelfs, maar van de vrouwen was dat slechts een derde. Kak!

Nu had journalist Liesbeth Staats net een boek geschreven over dat onderwerp: Waarom vrouwen minder werken dan mannen. Iedereen zou het moeten lezen, beveelt de uitgeverij aan. Maar dat doen uitgeverijen altijd. Staats mocht bij Eenvandaag haar zegje komen doen en dat luidde niet onverwacht dat Nederland een deeltijdparadijs is. En dat is heel erg want slecht voor vrouwen, die immers voor een deel niet economisch onafhankelijk zijn.

Er is natuurlijk best wat te zeggen voor echte economische afhankelijkheid, maar dat verhaal is wel nodig aan herziening toe. Economisch onafhankelijk ben je officieel als je zo’n 900 euro schoon per maand verdient, maar ook dan nog ben je aangewezen op talloze toeslagen, zeker als er kinderen van dat salaris onderhouden moeten worden. Waar dat toe kan leiden, is inmiddels duidelijk.

Zo onafhankelijk lijkt dat voldoende inkomen je overigens niet te maken. Opnieuw werd opzichtig geklaagd over de schooolpleinterreur van moeders die niet fulltime werken. Ik heb dat nooit begrepen. Allereerst moet je ook niet zo dom zijn je daadwerkelijk op het schoolplein te begeven. Beter is het één minuut voor de bel gaat aan te komen, je kinderen onder de arm te nemen en zo hard mogelijk weg te rennen. Bijkletsen met je vriendinnen doe je beter ergens anders, en speelafspraken laat je de kinderen zelf maar maken.

Maar wat ik al helemaal niet begrijp, is dat het je ook maar een bal interesseert wat andere moeders van jouw keuze vinden. Kan het je ook iets schelen wat ze vinden van je fiets of auto, van je kleren en je schoenen, je baan of je echtgenoot? Nou dan.

Huwelijksgeloften

Het is al een tijd geleden dat ik er voor het eerst van hoorde: je huwelijksgeloften vernieuwen, of zoals het in Amerika heet: renewing your wedding vows. Want dit soort trends komt altijd uit de VS.

Mijn eerste kennismaking met het fenomeen vond plaats tijdens een aflevering van Say Yes To The Dress. In tijden van onrust en spanning of gewoon vermoeidheid na een dag werken is niets zo goed voor het leegmaken van de hersenpan als een verse aflevering van dat trouwprogramma.

En zo zag ik, terwijl ik met de benen op tafel een cappuccino dronk, een oudere mevrouw (leeftijd schatten is lastig na talloze chirurgische ingrepen, al verraden hals en handen een hoop) die in een strakke witte trouwjurk gehesen werd. De trouwjurk was in dit geval een explosie van kant, pareltjes, glitter en ruches, die een nogal forse boezem voor een groot deel onbedekt liet. Mevrouw voelde zich een prinses, wat natuurlijk heel fijn was.

Mijn advies luidt echter op voorhand: niet doen. Was de trouwjurk achteraf een teleurstelling of wellicht geheel afwezig? Had je liever wit gedragen, maar gaf je dominante schoonmoeder de voorkeur aan zacht lila? Deal with it, shit happens. Ga in geen geval inhalen wat niet meer ingehaald kan worden.

In Amerika en inmiddels ook hier doen ze dat dus wel, al dan niet in trouwjurk. Maar waarom doen mensen dat eigenlijk, opnieuw een trouwbelofte afleggen? Bijvoorbeeld ter gelegenheid van een zoveel-jarig huwelijk, ontdekte ik. En soms omdat de gehuwden allerlei pech, ellende en tegenslag is overkomen, of omdat ze een huwelijkscrisis overwonnen hebben. De echte reden is waarschijnlijk dat de gehuwden zin hebben in een feestje. Prima hoor, maar zeg dat dan gewoon.

Ik voor mij kan eigenlijk maar één reden bedenken voor een hernieuwing van de huwelijksgeloften: als mijn huwelijk kerkelijk ingezegend zou zijn geweest met gebruikmaking van het huwelijksformulier van toen. Het enige dat nog erger is dan als overjarige barbie je trouwbeloftes te vernieuwen, is nog steeds vastzitten aan de belofte dat je je man in alles gehoorzaam zult zijn.

Drogredeneringen

Wat hebben we nu eigenlijk gezien en gehoord gisteravond? Behalve een aantal maatregelen ook een uitgekiend pakket aan drogredeneringen en woordspelletjes.

“Zestienduizenddriehonderdvierendertig besmettingen.” De minister-president zuchtte even. En omdat het best zou kunnen dat de minder cijfermatig onderlegde Nederlander het nog niet goed had begrepen, herhaalde hij het duizelingwekkende getal nog maar eens. Maar het was natuurlijk niet het getal, het was het woord dat erachteraan kwam dat er echt toe deed: besmettingen. De besmettingen moeten naar beneden, daar richt het beleid zich op. Daarom kon Rutte ook zeggen dat de maatregelen van anderhalve week geleden nog geen effect hadden gesorteerd, want effect op de zorg kost minstens drie weken. En dus begon hij zijn toespraak met de besmettingscijfers, dat versterkte de suggestie dat daar altijd al op werd afgegaan.

Maar dat klopt niet. Er werd tot voor kort ‘gestuurd’ op de IC-bezetting. Al anderhalf jaar worden we gebombardeerd met beelden van in coma gebracht coronalijders, en horen we hartverscheurende verhalen van artsen en verpleegkundigen. Af en toe zegt iemand dat het ook buiten de IC bijna niet meer vol te houden is, maar de IC is sexyer.

Nog een drogreden. De druk op de zorg is inmiddels weer extreem hoog, zei de premier. Met dat ‘inmiddels weer’ suggereert hij dat die druk net zo hoog is als in het voorjaar. Er ligt echter maar een fractie van het hoogste aantal van toen op de IC. Maar het personeel is op, letterlijk en figuurlijk. Het ziekteverzuim bedraagt soms 20%. De zorg liep al vóór corona op zijn tandvlees.

2G
Een andere drogreden betreft het 2G-beleid. “Het virus zit overal en moet dus overal bestreden worden”, zei Rutte. En daarom richt het beleid zich niet op één sector of één beroep. Maar vervolgens kondigt hij het zogenoemde 2G-beleid aan: alleen toegang tot een aantal delen van de samenleving voor mensen die gevaccineerd of genezen zijn. Die hete aardappel reserveert Rutte voor Hugo de Jonge.

De Jonge maakt vervolgens een fenomenale draai: “Het is een risicovolle tijd voor de anderhalf miljoen niet-gevaccineerde mensen.” Het RIVM heeft berekend dat dat in totaal 18.000 zieken gaat opleveren en 3500 mensen op de IC. Vroeg of laat wordt je besmet, zegt De Jonge. Die moeten niet allemaal tegelijk in het ziekenhuis raken. Nee, dat gebeurt natuurlijk ook niet. Mensen worden nooit allemaal tegelijk ziek, en lang niet alle ongevaccineerden belanden in het ziekenhuis.

Gevaccineerd
Vervolgens gaat De Jonge in op de maatregelen. Die schaden de samenleving, zegt hij, maar gelukkig hoeven de beperkingen dankzij de hoge vaccinatiegraad niet voor iedereen te gelden. En zo sorteert hij alvast voor op een wetsvoorstel dat nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen. Dat zou ook niet eerlijk zijn, suggereert hij, want de gevaccineerden “hebben hun verantwoordelijkheid genomen”. En niet-gevaccineerden gedragen zich onverantwoordelijk, was het onuitgesproken vervolg.

En dus komt er een “gerichte aanpak”: met een QR-code voor niet-essentiële winkels en het werk wordt het veiliger. Maar dat is onzin. Als je gevaccineerd bent kun je nog wel het virus doorgeven maar word je niet meer zo ziek. Die werkplek en winkel wordt dus niet veiliger want de gevaccineerden lopen toch al weinig gevaar. En als je echt wilt dat die werkplek veiliger wordt, zorg je niet alleen voor testen, maar ook voor deugdelijke ventilatie.

Iedereen die wel eens een kantoorkolos binnenwandelt, weet dat ventileren hooguit gebeurt via een systeem dat de gebruikte lucht rondpompt. Dat is immers veel energiezuiniger. Er zijn nogal wat gebouwen waarvan de ramen niet eens open kunnen. Scholen zijn al helemaal berucht om hun beroerde binnenklimaat. Maar de grote woorden over ventilatie, waarvoor eerst nog technieksectorvoorman Doekle Terpstra werd ingevlogen, worden niet waargemaakt. Niet verwonderlijk, gezien de grote tekorten aan technisch personeel en grondstoffen.

Risico
Nog een drogreden: met een negatieve test kom je de kroeg niet meer in omdat ongevaccineerde mensen het meeste risico lopen. Huh? Als ook gevaccineerden het virus kunnen overdragen, zou je toch juist iedereen moeten testen? Zeker nu gebleken is dat het AstraZeneca-vaccin nog maar matig beschermt, en de boosterprikken pas in het voorjaar allemaal gegeven kunnen zijn.

De feiten worden zo ondergeschikt gemaakt aan de boodschap. Beleid en de informatie daarover lopen meer door elkaar. En dat is geen wonder. Er zijn inmiddels tien keer zoveel communicatiemedewerkers als journalisten. ‘Politiek is beeldvorming’ en daarvoor is de pr-specialist in het leven geroepen.

Ooit liep je op het Binnenhof even mee met een politicus en stelde je hem of haar een paar vragen. Die werden gewoon beantwoord, en je tikte vervolgens je artikel. Nu moet je je eerst langs een legertje communicatiemedewerkers wurmen en als je je interview af hebt, loopt er een pr-specialist doorheen om te zien of er geen brandbare uitspraken in je stuk te vinden zijn. Gevolg is niet alleen dat politici met meel in de mond praten, maar ook dat heel het politiek bedrijf van karakter verandert: iedereen wordt bang uitspraken te doen waar hij later weer op ‘gepakt’ kan worden. En de burger vertrouwt het hele zaakje niet meer: wat wordt er nu weer aan zijn aandacht onttrokken?

Idee-fixe
En dan het maakbaarheidssyndroom. ‘Samen krijgen we corona eronder!’ is nog steeds de slogan. Nou, dat had je gedacht. We krijgen kanker er niet onder, hart- en vaatziekten niet, en corona ook niet. We krijgen griep en verkoudheid er niet eens onder. Maar het kabinet blijft schermen met wenkende vergezichten: straks krijgen we ons leven weer terug! En aan die idee-fixe worden straks – als de Tweede Kamer het niet verhoede – grondrechten opgeofferd.

Nog een laatste probleem: gebrek aan reflectie en visie. Al vanaf het begin van de pandemie was duidelijk dat overgewicht, diabetes en andere welvaartsziekten een grote rol spelen in de vatbaarheid voor corona. Maar er is tot nu toe geen enkele maatregel getroffen die dat onderliggende probleem aanpakt: geen suikertaks, geen lagere BTW op groente en fruit, geen mogelijkheid voor gemeenten om het aantal fastfoodwinkels aan banden te leggen, geen strengere regels voor de voedingsindustrie.

En investeren in de gezondheidszorg? Nee, dat kost te veel geld, in tegenstelling blijkbaar tot de miljarden aan steunpakketten voor het bedrijfsleven, waarbij geen enkel onderscheid wordt gemaakt in nut of noodzaak. en zo ontvangt de horeca steun, en moet de gezondheidszorg verder blijven ploeteren. Visie is de obese olifant met longklachten in de kamer.

Keizersnede

Als moeder van vijf kinderen veer ik nog steeds geïnteresseerd overeind als ik een item hoor aankondigen dat gaat over zwangerschap of bevalling. Deze keer zat ik in de auto toen ik opveerde. Radio 1 kondigde een item aan over keizersnedes, en een nieuwe trend die de redactie had waargenomen.

Een nieuwe trend in keizersnedes? Daar moest ik het mijne van weten. Maar helaas volgde een tenenkrommend betoog. De nieuwe trend bleek te zijn dat de bevallende moeder zelf het kind uit haar schoot omhoog mocht takelen. De mevrouw die enthousiast over het gebeuren vertelde, was zelf het lijdend voorwerp geweest, of liever, het meewerkend voorwerp. Het bleek nog een heel gedoe.

De meerwaarde ontging mij bovendien, maar dat lag misschien aan het feit dat ik uitsluitend vaginaal ben bevallen. Van een nieuwe trend bleek ook geen sprake te zijn. De gynaecoloog die tekst en uitleg mocht geven, zag het als ‘een stukje dienstverlening’. Brrrrr…

Verder wist ze desgevraagd opvallend weinig nadelen van een keizersnede te noemen, terwijl de gynaecoloog die ik een jaar of vier geleden zelf sprak, daar toch echt anders over dacht. Het blijft een grote buikoperatie, zo’n keizersnede. Dat is geen feestje. Aardig wat vrouwen houden nog lang klachten, en problemen bij een volgende zwangerschap zijn niet uitgesloten.

En dan het kind. Kinderen die met de keizersnede geboren worden hebben aanzienlijk meer kans later in het leven diabetes te krijgen, bleek uit onderzoek. En er zijn meer nadelen.

Tot zover was ik weer in mijn stoel teruggezakt, wat heel verstandig was, want ik zat nog steeds in de auto. Maar toen vroeg de journalist aan de gynaecoloog of ‘wij in Nederland’ niet heel conservatief zijn met slechts 16% keizersnedes. Dat deden ze in China beter, met 80%.

Ik veerde bijna tot aan het plafond. Conservatief?? Wat zullen we nou krijgen? Is een keizersnede het wenkend perspectief voor iedere vrouw? Moeten wij ons eigen lijf uit handen geven terwijl het niet nodig is? Als het niet anders kan houdt het op, maar als rechtgeaard feminist houd ik toch liever het stuur in eigen handen.

Gelukkig had ik nog wat kilometers te rijden en toen ik de auto uitstapte, was het adrenalinegehalte weer aardig gezakt. Niks voor mij, zo’n nieuwe trend. Blijf van m’n lijf!

Advent!

Er zijn maar weinig tijden van het jaar zo heerlijk als advent. Vooral de eerste weken zijn een bron van genot. In die eerste weken wordt je nog niet weggespoeld door kerstmuzak met herdertjes en stille nachten, en kun je nog rustig boodschappen doen met Guus Meeuwis of zo op de achtergrond.

De winkels bombarderen je nog niet met kerstaanbiedingen en recepten waar je eerst een koksopleiding voor moet volgen, of erger nog, een YouTube-tutorial. Er staat alleen hier en daar een bakje cranberry’s verdekt opgesteld, wetend dat zijn tijd nog moet komen. De kerstboom staat buiten op het veld nog even krachten te verzamelen voor de weken die komen.

De eerste weken van advent zijn stil en ingekeerd. De adventsster hangt vanaf morgen achter het raam, de kerststal heeft zijn plek al ingenomen in de open kast (zonder het kindje Jezus want dat mag pas vanaf eerste Kerstdag, leerde ik vorig jaar. Maar ja, ik ben dan ook protestant).

advent kandelaar

Foto Pexels / Felix Mittelmeier

En of het van corona komt of niet, dit jaar was het voor het eerst dat ik niet op stel en sprong op zoek moest naar alle adventsattributen.

Al meer dan een week voor de eerste adventszondag was de kerstster opgeduikeld uit een doos met lego, had ik de twee kerststalwijzen gevonden in een bak met oude videobanden, Jozef en Maria lagen tussen de kerstballen, een andere wijze en een herder lagen op de grond in de berging. En de kribbe lag heel toepasselijk in een doos met speelgoed voor de kleinkinderen.

Ja, Marie Kondo kan hier nog heilzaam werk verrichten, maar ik ben een beetje bang voor haar.

Zelfs de adventskandelaar staat al klaar, met kaarsen en al. En die kaarsen passen er ook echt goed in, maar dat komt omdat alles bij Ikea is aangeschaft. Een ding ontbreekt nog: de adventskalender. Dat is nog een stap te ver, maar wie weet komt het daar ook nog van. Ooit.

Voor het eerst in decennia had ik dus de tegenwoordigheid van geest tijdig aan de voorbereidingen van de voorbereiding op Kerst te beginnen. Ik zeg: vooruitgang.

Een ding staat gelukkig helemaal los van advent: muziek. Van Kenneth Leighton bijvoorbeeld, die eeuwenoude teksten op moderne muziek zette. En Christmas Carrolls die nooit uit de tijd raken. Die muziek draai ik rustig midden in de zomer. Maar nu kan ik los, nog zeker vier weken!

Tv-dienst

Elk nadeel heb z’n voordeel. Al wekenlang is onze kerk gesloten en worden er diensten op internet uitgezonden. Maar toch ga ik regelmatig vreemd. Reden: pure nieuwsgierigheid naar de ontwikkelingen qua preekpresentatie en muziek.

Straks weer naar de kerk, maar zonder te zingen. Beeld Matthias Boeckel


Over de preekpresentatie kan ik kort zijn: van licht ongemak bij de voorganger naar een relaxte presentatie. En ook: wat een arm- en handgebaren! ‘Nederland in beweging’ is er niks bij.

De muzikale invulling is een ander verhaal. Er is al een paar decennia geleden een tweestromenland ontstaan, en die is in de diensten op tv moeiteloos te onderscheiden.

Aan de ene kant van het spectrum is er het psalmgezang in een berijming van een halve eeuw geleden, bij voorkeur begeleid door een stampend orgel dat nauwelijks genoeg registers lijkt te hebben om de emoties tot de gewenste hoogte op te stuwen. De voorkeur gaat over het algemeen uit naar psalmen die positief van toon zijn, of in het kerkjargon: bemoedigend. Daarnaast, samen zingen is leuk maar je moet het niet opnemen.

Aan de andere kant bevindt zich de praise-sector die zich kenmerkt door gevoelige teksten die zich vooral concentreren op de eigen navel. Wat ook opvalt is dat ze een nogal dwingend karakter hebben: ik wil alles en wel nu. De psychologie van de jaren ‘70 en ‘80 heeft duidelijk haar sporen achtergelaten: ik ben oké, jij bent oké. We hebben alleen troost en ondersteuning nodig.

Niet zelden ook wordt God uitgenodigd en welkom geheten in zijn eigen huis. Ik vraag me al een tijdje af welke theologie daar achter zit.

De uitvoering geschiedt over het algemeen door een paar enthousiaste mensen waarvan altijd één sopraan, wat zeg ik, een supersopraan. Hoe hoger, zachter en ijler, hoe mooier. Ik ben nog niet één praise-groep tegengekomen met een diepe alt, of met een krachtig schurend stemgeluid. Jammer.

Er is natuurlijk ook kerkmuziek die wel muzikale en tekstuele kwaliteit heeft. Maar dat zijn de beekjes die je moet weten te vinden in dit tweestromenland.

Dat er straks op 1 juli weer diensten gehouden mogen worden is mooi, zeker voor de kerken met een paar honderd zitplaatsen. Al zal dat voorlopig nog zonder zingen moeten gebeuren, en dat is een domper.

Want natuurlijk is muziek onmisbaar en zingen fijn. Maar het zou ook fijn zijn als dat straks weer kan zonder te struikelen over tweede naamvallen en onnavolgbare zinsconstructies, dan wel tenenkrommende uitspraken en teksten met de diepgang van een bord yoghurt.