In tegenstelling tot Prinsjesdagen van weleer heb ik me dit jaar nauwelijks bekommerd om de hele toestand. Niks geen tv kijken, ook niet na het werk, geen nabeschouwing, geen politici en journalisten.
Er is maar één woord dat ik toevallig opving, blijven hangen: participatiemaatschappij, ongetwijfeld afkomstig uit de koker van een communicatiebureau dat al lang geleden zijn ziel heeft verkocht. Wat is dat, een participatiemaatschappij? Dat iedereen meedoet is toch inherent aan een samenleving? het zal wel weer met geld te maken hebben.
Het volk is boos, stond in Trouw. We zijn juist bang, constateerde drie dagen later Rik Torfs in dezelfde krant
Als ik even voor mijzelf mag spreken, ik ben niet bang maar boos. Echt boos. Erop achteruitgaan is op zich niet erg. Minder te besteden hebben en meer zelf betalen, zolang je het kunt opbrengen, ook niet.
Wat wel erg is dat we het doen voor de kat zijn viool. Want er verandert verder niets. De hypotheekrente wordt niet daadkrachtig aangepakt, de banken hebben hun manier van zakendoen niet wezenlijk veranderd. Er wordt naar hartelust bezuinigd op zorg, welzijn en onderwijs.
Milieuproblemen worden alleen aangepakt als het niet te veel geld kost, schone energie wordt ontmoedigd door zwabberbeleid, schaliegas ingehaald als het nieuwe goud. Kinderen zijn een hobby, succes is een keuze. En nergens zelfs maar een begin van visie te vinden.
En daarom besloot ik mij vandaag te beperken tot de hoeden op Nederlands enige semiofficiële hoedjesdag. Verheugd zette ik mij achter de pc om de hoeden te bekijken. Maar wat een teleurstelling, het zag er niet uit, een enkeling niet te na gesproken.
Zelfs aan de hoeden kun je de staat van het land aflezen: allerbelabberdst.