Studenten theologie zetten afgelopen zomer hun kritiek eens ongezouten op papier: Manifest Dominee 2.0. Een levendige discussie ontspon zich en ook ik mocht een bijdrage leveren.
Geef je kritiek, krijg je van alle kanten bijval. Het moet de dominees2.0 zijn vergaan alsof ze met een stormram tegen een deur aan beukten die al open stond.
In de pers klonken vooral veel complimenten en uitgerekend uit ‘het hol van de leeuw’ klonk de stem van PKN-preses Peter Verhoeff: “Het manifest legt de vinger op de zere plek”.
Dat is leuk voor de schrijvers maar het zou mij, als ik een van hen was geweest, toch wat onrustig hebben gemaakt. Hoe kan het zijn dat een document dat zo pijnlijk is voor de kerk zo enthousiast ontvangen wordt? Zijn de dames en heren er zelf ook mee aan? Komt het door het oude weg-met-ons-gevoel? Aan de andere kant: de deur staat in ieder geval open.
Het is niet de eerste keer dat ik jaloers ben op deze generatie. Zelf opgegroeid in de gereformeerde kerk vrijgemaakt in de jaren ’60 en ’70, en inmiddels al weer jaren lid van een PKN-gemeente, had ik in mijn eentje wel zes manifesten willen schrijven en was ik met 1% van de positiviteit die dit ene Manifest oplevert zielsblij geweest. Proficiat, dominee2.0!
Er zijn meer redenen voor jaloezie: in deze tijd is eindelijk duidelijk geworden dat het christelijke geloof geen brave, ouderwetse bedoening is, geen fatsoenlijke levensstijl met een religieus sausje, geen regeltjesgeloof. Wat een verlossing! Liever een politiek incorrecte en tegendraadse overtuiging dan een flets feelgood-verhaal.
Hoezeer ik ook erken dat het christendom een cultuur heeft voortgebracht die ik verre prefereer boven de Romeinse of Germaanse, nu die christelijke cultuur in zijn nadagen is, kan hij maar beter zo snel mogelijk verdwijnen. Uit een cultuur in verval komt meestal niet veel goeds meer voort terwijl hij er wel voor zorgt dat het ouderwetse imago van het christendom blijft bestaan.
Hopelijk kan nu ook het maffe idee de deur uit dat het evangelie moet worden aangepast aan de moderne mens omdat de kerk anders wel kan ophouden. Alsof het evangelie ooit heeft gepast bij welke mens uit welke tijd dan ook. Bij een sadduceeër uit het jaar 0 bijvoorbeeld die niet geloofde dat een dode weer levend kan worden. Of bij een Germaan uit de zesde eeuw met zijn leefwereld van voor wat, hoort wat en offers brengen.
Het evangelie moet niet veranderen, mensen moeten veranderen.
De veranderingen in onze cultuur roepen wel vragen op.
Is er überhaupt nog behoefte aan dominees? Misschien meer aan theologen die goed kunnen doordenken en hun bevindingen delen met anderen, niet alleen met medetheologen maar vooral met geïnteresseerde gemeenteleden. Zij kunnen er, als de theologen hun werk goed hebben gedaan, weer verder mee.
Dat past beter in een tijd waarin veel meer mensen hoger zijn opgeleid dan pakweg een eeuw geleden. En het past beter in een kerk die, als de voortekenen zich niet bedriegen, straks veel meer zal bestaan uit plat georganiseerde groepen in plaats van uit een instituut.
Daarnaast is het tijd voor eerherstel voor al die andere figuren: apostelen, evangelisten en profeten. Heeft de klacht van dominee2.0 er ook niet mee te maken dat het type herder-en-leraar zijn tijd van alleenrecht heeft gehad? We hebben minstens evenveel behoefte aan profeten, juist nu de cultuur kantelt en weer terug gaat naar het heidendom. En de noodzaak van evangelisten spreekt al helemaal voor zich.
Gaat de kerk dan weer groeien? Dat hoeft niet. Het is de vraag of de grote kerken van weleer de natuurlijke staat van het christendom weerspiegelden. Misschien hoort de kerk wel klein te zijn en is het hele proces van krimp een soort grote schoonmaak. Zeker nu een keuze voor God en Jezus weer tegendraads wordt en lef vraagt.
Ruimte voor duidelijke taal is voorwaarde voor al deze ontwikkelingen. Taal waarmee je niet alleen zegt waar het op staat, maar die ook vrij is van geijkte termen. Zulke taal is belangrijker dan ooit, nu het kerkelijke jargon zozeer geheimtaal is geworden dat niemand buiten de kerk het meer begrijpt. In de kerk ook niet trouwens.
Over God spreken kan misschien wel het beste door je ervaringen met hem delen met anderen. Zolang je maar beseft dat duidelijke taal nooit het grote mysterie kan benaderen. Praten over God is zowel een opdracht als een hachelijke zaak. Want wie is God? Om met Augustinus te spreken: ‘Als je hem begrijpt, is het God niet.’