Op sommige dagen lijkt het alsof ik even een blik in de toekomst kan werpen. Dat wil zeggen, een toekomst die ons te wachten staat als wij niet heel snel overstappen op andere energiebronnen dan kolen en olie òf een toekomst die gekenmerkt wordt door een eeuwigdurende crisis.
Afgelopen week begaf mijn vaatwasser het en dus ben ik gedwongen met de hand af te wassen. Dat is eigenlijk tegen mijn principes, maar wat moet je. Op een goed moment zijn de borden op.
Vandaag ging de Senseo kapot. Volgens Echtgenoot mijn eigen schuld maar daar gaat het nu niet om. Daarom zet ik vanaf heden weer koffie door kokend water in een wankel filtertje te gieten dat op een thermosfles staat. De bonen heb ik gemalen in een molentje dat ik 25 jaar geleden kocht op een rommelmarkt. Hij is oranje.
Ik houd mijn hart vast voor de andere elektrische apparaten want uit ervaring weet ik dat zij op een of andere mysterieuze wijze met elkaar verbonden zijn. Gaat de een stuk, dan begeeft binnen de kortste keren ook de ander het. En daar gaat je spaarrekening…
Toen ik vervolgens een vegetarische maaltijd bereidde, wist ik opeens hoe het over dertig jaar zal zijn. Vlees is onbetaalbaar geworden en weer als vanouds voorbehouden aan de adel (of de nieuwe rijken). Het gewone volk eet weer bonen en goedkope groente. Geen medelijden, daar kun je oud mee worden. De adel daarentegen krijgt weer jicht, ook als vanouds.
Vaatwassers, wasmachines en ander onmisbare huishoudelijke apparaten zijn dan verre echo’s uit het verleden: ‘Vroeger, toen oma klein was, gooide je je vieze was in een ding, je drukte op een knopje en dan haalde je de was er een uur later schoon weer uit.’
‘He? Doe niet zo raar, oma, dat kàn helemaal niet.’
Nog erger is het dat dan ook de auto verdwenen is. Niet meer binnen 10 seconden optrekken van 0 naar 100, niet meer lekker scheuren en hard meebrullen met Coldplay.
Ik weet opeens niet meer of ik wel oud wil worden.