Kerk

Waarom ga jij eigenlijk naar de kerk, vroeg een van mijn Zoons laatst. Dat was een goeie vraag. Natuurlijk ben ik bekend met alle antwoorden die in theologisch verantwoorde boekjes staan, en een aantal van die antwoorden kan ik op mijn beste momenten ook wel onderschrijven. Maar daar vroeg hij niet naar.

Natuurlijk is de gemeente van God bepaald niet ideaal, maar wel noodzakelijk. Wie niet naar de kerk gaat, heeft een grote kans na een paar jaar het geloof te hebben verloren. Als je je geloof niet kwijt wilt, kun je dus het beste maar naar de kerk blijven gaan. In de kerk ontmoet je medechristenen die jou kunnen helpen met je geloof, en omgekeerd. En met wie je soms nog goede vrienden kunt worden ook.

Soms ja, want de kerk is geen verzameling gelijkgestemden of mensen die in dezelfde maatschappelijke categorie horen. Je komt er dus ook mensen tegen die je niet begrijpt of die niet tot jouw peergroup behoren. Uiteindelijk is dat juist heel nuttig.

Dat heb ik dan ook geantwoord. Maar daar bleef het niet bij want dat zou niet eerlijk zijn. Zoon heeft recht op de hele waarheid, niet de halve.
KerkdienstWie op een gemiddelde zondag een gemiddelde kerk bezoekt, heeft een meer dan gemiddelde kans terecht te komen in een jaren ’50-setting. Met een dominee op de kansel, een gemeente die liederen zingt uit een ver verleden en met een aantal gewoontes die op zijn zachtst gezegd wat gedateerd aandoen. Geen omgeving waarin je de boodschap adequaat overbrengt.

Het gemiddelde kerklid kijkt je glazig aan als je probeert dit uit te leggen en reageert vervolgens in menig geval verontwaardigd omdat hij of zij zich persoonlijk aangevallen voelt. ‘De kerk, dat ben ik’, is, met een variant op Lodewijk XIV, een veelvoorkomend misverstand.

Het lijkt er op dat sommige kerken vergeten zijn waartoe zijn zich op aarde bevinden: niet om het trouwe kerkvolk te gerieven, of om wekelijks een tijdreisje naar vroeger te maken.

De kerk is een verzameling mensen die elkaar helpen Jezus te volgen, en samen de wereld om hen heen te dienen. Niets meer en niets minder. Het zou daarom goed zijn als het een deel van die kerk niet zo moeilijk wordt gemaakt naar de kerk te blijven gaan.

Maar de vraag van Zoon is ook de halve waarheid. Een kerk die serieus werk maakt van het volgen van Jezus doet dat niet alleen op zondagmorgen. Maar dat is het onderwerp van het volgende blog.

Discipel

Al een tijdje zingt het woord ‘discipel‘ rond in christelijke kring. Toen ik nog voorgelezen werd uit de kinderbijbel was een discipel een man in een lange jurk die wat rondliep in een korenveld of op het gras zat en devoot omhoog keek. Dat beeld ben ik nooit meer helemaal kwijtgeraakt.

Er is meer aangetast door beeldvorming en dat is de schuld van de plaatjes in de kinderbijbel. Jarenlang sprong mij bij de naam Jezus onmiddellijk een man in gedachten die zo leek weggelopen uit een wasmiddelenreclame of uit de kapperswereld. Een keurige, blonde Jezus met blauwe ogen. Zeer onwaarschijnlijk, weet ik nu.

Is het daarom dat ik de huidige christelijke rage rond discipelschap niet heel serieus kan nemen? Terwijl ik heus mijn best doe!

Maar er is nog een reden. Het komt me voor dat er elke keer weer iets nieuws wordt bedacht. Dat er ergens in de krochten van de kerk (welke dan ook of misschien wel allemaal samen, onderling verbonden met een geheim gangenstelsel) maandelijks een paar mensen bijeen komen die daar besluiten over welke boeg ze het nu weer eens gaan gooien.

De laatste keer was dat dus ‘discipelschap’. De modes volgen elkaar snel op, de tijd dringt blijkbaar. De eeuw van de dominee is bijna ten einde, de kerken verkruimelen waar je bij staat; en niemand weet echt hoe het moet.

Kleine groepen zijn een tijdlang het toverwoord geweest. Niet dat alle kerken opeens uiteen vallen in kleine groepen, stel je voor. Dan moeten onze gebouwen dicht; de dominees staan op straat of moeten ineens heel anders gaan werken. Het moet niet te gek worden natuurlijk. En dan hebben we de kerkorde nog, die is ook heel belangrijk.
raampje kapot
Daarbij vergeleken is discipelschap een gouden greep. De bal wordt bij de kerkganger zelf neergelegd. Op zich terecht want daar hoort hij ook. Ik ben alleen heel benieuwd wat er gebeurt als de kerkganger ook echt tegen de bal gaat aanschoppen. En de bal door het raampje van het kerkgebouw kinkelt…

Kerst voor neoliberalen en ander volk

‘Vorige week kwam er een stel, nogal armoedig gekleed, vragen of ik nog plaats had in mijn hotel. In verband met dat belastingregister van de keizer. Zij was hoogzwanger. Nou, ik zag de bui al hangen…
“Geen sprake van,” zei ik, “wegwezen! Straks wordt dat kind hier in de zaak geboren, dat kan ik niet hebben, dat gaat me klanten kosten.”
Híj protesteert nog maar ik ben onvermurwbaar.
En laat ik goed gegokt hebben! Later hoorde ik dat ze inderdaad die nacht een kind heeft gekregen. Nog met allemaal toestanden eromheen trouwens, met herders die engelen hadden horen zingen en drie astrologen uit het buitenland die dure kraamcadeaus hadden meegenomen.
En dan dat verhaal over die bijzondere ster, het is één grote reclamestunt volgens mij, al heb ik geen idee waarvoor. Goddank heb ik mijn zakeninstinct, dat heeft me nog nooit in de steek gelaten. Wat zou ik zonder moeten!’

***

‘Ik wilde net een lam uit de struiken halen toen ik een fel licht zag. Geen idee waar het vandaan kwam maar ik heb mijn ogen stijf dicht gedaan en ben op de grond gaan zitten, met de handen voor mijn oren.
Toen ik weer naar mijn maten ging, hingen ze een onsamenhangend verhaal op over engelen, een kind en een voerbak. Dat ze er meteen heen gingen. En of ik mee ging.
Ja, daag! Dat kan natuurlijk niet, hè. Engelen heb ik nog nooit van mijn leven gezien en wat je niet kunt bewijzen, bestaat niet.
Dus zij gingen op stap en ik bleef bij de schapen. Ik loop niet zomaar bij mijn werk weg, ik ga echt niet mijn bonus op het spel zetten.
Ze kwamen helemaal hoteldebotel weer terug en zeiden dat het verhaal helemaal klopte. Malloten.’

Voor hotelhouders, herders, gelovigen, ongelovigen en twijfelaars:

Een jaar vol heil en zegen gewenst!

Ik geloof in de NCRV

Ook omroepen ontsnappen niet aan reclame maken voor zichzelf. In de barre strijd met ‘de commerciëlen’ wordt immers geen middel onbeproefd gelaten. Topsalarissen voor presentatoren bijvoorbeeld, want anders gaan ze weg. En vreselijke programma’s als Op zoek naar Zorro.
Maar reclame maken voor jezelf is niet altijd makkelijk.

Neem de NCRV. De C staat officieel nog altijd voor christelijk maar teveel aan God refereren is lastig. God is nu meer het terrein van de EO. Maar wacht, zullen de reclamemensen hebben gedacht, geloven is er ook nog. Dat woord roept de sfeer op van ‘iets met God’ maar is tegelijkertijd voldoende vaag hem er niet meteen bij te hoeven halen.

En dus kunnen wij regelmatig genieten van vier gezichten die allemaal ‘ik geloof’ zeggen. Waarin blijft onduidelijk tot het laatste gezicht aan de beurt is. Het is een mevrouw van een jaar of vijftig en ik krijg altijd koude rillingen van haar. Ze lijkt me een welzijnswerker die in haar vrije tijd ook nog nuttige dingen doet en GroenLinks stemt of SP.

Ze heeft haar haar geverfd in de veronderstelling dat ze er dan wat jonger uitziet, wat overigens niet het geval is, en ik vermoed dat ze wijde kleren draagt die licht overgewicht moeten verdoezelen. Het is het type dat je vroeger uitsluitend in biologisch-dynamische winkels tegenkwam en die het stiekem best met zichzelf getroffen hebben.

“Ik geloof in mensen,” zegt ze en trekt daar een net iets te voldaan gezicht bij. In mensen geloven, daar kun je alle kanten mee op maar het klinkt goed en je kunt er niets lelijks van zeggen.
Het warme bad van de NCRV. Jammer dat het zo ondiep is.