Kwaad

Verkrachtingen, moordpartijen, onthoofdingen, ophangingen, kruisigingen zelfs. Dood en verderf zaaien, lijkt dit jaar met zeldzaam enthousiasme ter hand te worden genomen.

Een foto op Twitter van weer een nieuwe wreedheid, begaan aan een kind van nauwelijks vier jaar oud, blijft voorlopig op mijn netvlies hangen. Ik word er de hele dag door achtervolgd.

Het is allemaal natuurlijk niet nieuw. Veel oude culturen blonken uit in zo ernstig kwaad dat je blij mag zijn dat ze zijn vernietigd. Ook de (recente) Europese geschiedenis druipt van het bloed.

Het kwaad moet wel een persoon zijn. Iemand die mensen aanzet er nog een schepje bovenop te doen, nog een beetje verder te gaan, er plezier in te hebben of in ieder geval voldoening. Ja, ik geloof dat er demonen bestaan, en die hebben vast een hoogste baas. Hoe die eruit ziet, weet ik niet. Ik weet wel dat er meer vóór zijn bestaan pleit, dan ertegen.

MichaelVoor veel mensen is het bestaan van het kwaad een reden niet in God te geloven. Anders zou hij er toch iets aan doen? Maar als ik God zou begrijpen, dan zou hij God niet meer zijn. Ik begrijp mijzelf niet eens.

Stel, er is geen god. Dan zitten wij hier vast op een aardbol die door een oneindig heelal tolt, met alle goede en slechte dingen die erop gebeuren. Alles gaat eeuwig door, dat wil zeggen, tot de zon ermee ophoudt. En dan houdt alles op. Dat lijkt me de totale zinloosheid.

Zinloos, en hopeloos. Wie komt dan nog op voor het recht? De mensen die ertegen vechten? Wat brengen zij met dat vechten tegen onrecht op hun beurt niet allemaal aan kwaad mee, bedoeld en onbedoeld?

Het kwade is voor mij een reden juist wel in God te geloven. Dat ik hem zou kunnen begrijpen, heb ik al lang uit mijn hoofd gezet. Maar ik kan hopen dat hij recht zal brengen.

Al die mensen die nu verkrachten, moorden op de meest gruwelijke manieren en ander kwaad uitrichten, zullen zich ooit moeten verantwoorden. Ook de grootste schoft komt er niet mee weg, al sterft hij hier in vrede in zijn bed, omringd door luxe.

En tot het zover is, troost ik mijzelf met Buxtehude en Allegri.

Altruïsme

Dit jaar is mijn woonplaats niet alleen uitverkoren tot Culturele Hoofdstad 2018 maar ook tot tijdelijke verblijfplaats van het Glazen Huis van Serious Request. Het kan niet op.

Voor een aantal instanties bleek dit voldoende reden een avondje Café van de Kleine wetenschap te houden in het Oranje Bierhuis alhier. Het begon meteen al goed met een muntje voor een gratis consumptie.

Eerst kwam VU-promovendus Arjen de Wit aan het woord, hij overlaadde de zaal met facts and figures, legde uit waarom mensen geven, en voor welk doel ze dat het liefste doen. Het altruïstisch gehalte bleek niet bijzonder hoog. Groepsdruk en indirecte beloning spelen een grote rol.

Gelovigen bleken het vaakst en het meest te geven. Besmuikt gelach klonk toen de tweede spreker, hoogleraar Theoretische Biologie Ido Pen, vanuit het publiek vroeg of de kerk, ‘een groep pedofielen’, wel als goed doel gerekend mocht worden.

Pen betoogde toen het zijn beurt was dat dieren altruïstisch zijn aangelegd. Bewijs wordt geleverd door bijen-, mieren- en termietenvolken. Zij leven in gemeenschappen en moeten daarvoor hun eigen belangen opzij zetten. Overleven als groep is tenslotte de enige manier om ook individueel te overleven. Tot zover evolutionair gezien vrij logisch.
apen
Leuk waren de filmpjes met chimpansees die suggereerden dat zij idee van rechtvaardigheid en empathie hebben. Saillant detail: dat gold alleen voor familieleden of dieren uit de eigen groep, in verband met het doorgeven van eigen of verwante genen.

Zo altruïstisch als het lijkt, is geven of inleveren dus niet, ervan uitgaand dat altruïsme betekent dat je je eigen belangen opzij zet en belangeloos iets voor een ander doet.

Zowel dieren en mensen zorgen goed voor anderen voor wie ze sympathie voelen, wat in de praktijk neerkomt op mensen uit de eigen groep of clan. En dat dient indirect het eigenbelang.

Verborgen agendapunt van Pen leek echter te zijn gelovigen flink onder de neus te wrijven dat moraal helemaal niet uit religie voortkomt. Dieren hebben het immers al, het zit in onze genen. Enige persoonlijke frustratie leek beslist aanwezig.

Een van de aanwezigen wees Pen op het feit dat de spreuk die hij op een van zijn sheets had gezet en die naar zijn zeggen uit de Bijbel kwam (“maar dat is ook meest jatwerk”), verkeerd was geciteerd. Niet ‘wat gij niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ is een Bijbeltekst, maar ‘behandel een ander zoals je zelf behandeld wilt worden’. Niet onbelangrijk.

Want dat is nu net het punt waarop het christelijke geloof wel degelijk verschil maakt: het maakt niet uit of de ander bij jouw groep hoort. De parabel van de Barmhartige Samaritaan is daar wel het mooiste voorbeeld van. Sterker nog: christenen moeten hun vijanden liefhebben.

Voor altruïsme pur sang moet je misschien toch wel bij God zijn.

Hemel

Binnen twee weken stierven er twee dichters. Ik ben geen poëziekenner maar heb wel een voorkeur voor de gedichten van de laatst overledene, Rutger Kopland.

Er staat een prachtige necrologie van hem in de NRC. Vanaf de rechterpagina kijkt hij de lezer zachtmoedig aan, links staan drie van zijn gedichten. Zijn uitvaart zal niet op de televisie te zien zijn, zoals die van Gerrit Komrij. Afgelopen zaterdag zapte ik er langs en bleef hangen.

Het was een besloten bijeenkomst die op de tv werd uitgezonden. Beetje rare combinatie maar het zal wel praktisch zijn geweest in meerdere opzichten.

Allereerst weet je precies wie er komt en hoeveel stoelen er dus moeten staan, hoeveel spijs en drank er moet worden ingeslagen en hoe lang de condoleance gaat duren.

Ten tweede weten de gasten door de aanwezigheid van de camera dat tout poëzieminnend Nederland zal aanschouwen dat zij er bij waren en dus tot de intimi behoren.

Opnieuw viel mij op dat veel mensen tijdens een toespraak op een begrafenis de dode toespreken: “We zullen je nooit vergeten…” of zoiets. Merkwaardige gewoonte! De dode is weliswaar nog lijfelijk aanwezig maar meer ook niet. Je zou toch raar opkijken als opeens het deksel omhoog ging en hij commentaar gaf.

Bij Komrij’s uitvaartbijeenkomst heb ik het niet gehoord maar begrafenissen worden pas echt tenenkrommend als de hemel erbij wordt gehaald door mensen die niet in God geloven.

André Hazes bijvoorbeeld werd in een hemel gedacht die nog het meest leek op een Amsterdamse kroeg en ook voor anderen wordt de hemel vaak aangepast aan wat de overledene hier op aarde het liefste deed. Iedereen zijn eigen paradijsje. Ideaal!

God zelf vervult in zulke hemels hooguit een bijrol. Hij tapt het bier, geeft een kind een duwtje op de schommel en kijkt goedmoedig op iedereen neer. Onze Opa in de hemel.

Die fantasieën maken vaak een wat kinderlijke indruk. Alsof de aanwezigen er maar niet aan willen dat de overledene echt dood is. Hartstikke dood. Want als je niet in God gelooft, waar haal je dan zo snel een hemel vandaan?

Na drie toespraken, zowel tegen de overleden dichter als tegen de aanwezigen, ben ik maar verder gezapt. Ik behoor nu eenmaal niet tot de intimi.

Satire

Satire en het christelijke geloof zijn nooit elkaars beste vrienden geweest. Een verklaring daarvoor is dat het bij geloven nu eenmaal gaat om bloedserieuze zaken, terwijl satire relativeert.

Toch is dat jammer want christenen zelf kunnen vaak best wat satire gebruiken. Mensen met wie niet gespot mag worden, zijn onuitstaanbaar. Zelfspot is nog beter, zie daarvoor www.goedgelovig.nl, voor de christen met meer zelfspot dan gemiddeld…

Nu hebben christenen de laatste decennia niet te klagen over satire en dat is geen wonder. Zelfs als de kerk het er niet zelf naar maakt met misbruik, manipulatie, wansmaak en andere verwerpelijke zaken, dan nog zijn er de gewone kerkmensen die niets op hun kerfstok hebben maar zichzelf af en toe wel erg serieus nemen.

Tot zover geen kwaad woord over satire. Helaas blijken veel cabaretiers geen verschil te kunnen maken tussen God en zijn volgelingen. En dus wordt ook God zelf aangepakt. Dit alles uiteraard zonder de bedoeling te kwetsen, wordt er vaak met een vroom gezicht bij gezegd.

Dat daar de nodige kanttekeningen bij kunnen worden gezet, bleek maar weer uit het bericht dat het tv-programma Neonletters een scene had geschrapt waarin God en Allah in de boksring een gevecht met elkaar aangingen. Reden: het was niet grappig genoeg en had de bedoeling te kwetsen. Wat schattig van de AVRO! Wat aardig van die nette omroep!

Geen hond die het gelooft natuurlijk, ik niet in ieder geval. Wel of niet kwetsen, het zal de AVRO een zorg zijn. Dat gebeurt immers al tientallen jaren met cabaret over God? Van de protesten van christenen ligt niemand wakker.

Anders ligt het natuurlijk bij satire over moslims. Daar kun je last van krijgen. Doodsbedreigingen, aanslagen, tierende mensen op de stoep van de AVRO, daar heeft de omroep geen zin in.

De AVRO is niet te fatsoenlijk om te kwetsen, maar te laf.

De vraag

De oude constructie van de verhouding tussen het kwaad in de wereld en het bestaan van God ziet er ongeveer zo uit:
Of God bestaat niet, of God is liefdevol maar niet almachtig, of God is almachtig maar niet liefdevol.

Er lijkt geen speld tussen te krijgen en steeds meer mensen kiezen voor de eerste optie die bovendien de notie van ultieme vrijheid en weldenkendheid met zich mee lijkt te brengen.

Geloof
De eerste opvatting lijkt mij uiteindelijk onhoudbaar, tenzij je voldoende geloof hebt om het ontstaan van de wereld toe te schrijven aan toevallige mutaties. Afgezien daarvan heb ik er al lang geleden voor gekozen te geloven in het bestaan van God, om te beginnen omdat dat uiteindelijk net zo’n keuze bleek te zijn als geloven dat hij niet bestaat, en vervolgens om diverse andere redenen.

De tweede verklaring irriteert me. Als God alleen maar kan meehuilen, ga ik liever naar de buurvrouw. Zij kan het even goed en schenkt er nog koffie bij ook. Wat heb ik aan zo’n God? Hij bleek in staat de hele wereld te maken maar daarna liep het hem een beetje uit de hand? Of hij maakte ook de wereld niet maar zit ergens in het heelal een beetje te bestaan?

Verkeersregelaar
De derde optie komt dicht bij de ideeën over God die ikzelf als kind had. God was voor mij de directeur van BV De Wereld. God zat hoog op zijn troon als een soort verkeersregelaar alles in de gaten te houden en indien nodig wat bij te sturen. Voor persoonlijke bemoeienis, met mij of iemand anders, had hij geen tijd of interesse. Of beide. Uitzonderingen daargelaten.

Er is nog een vierde mogelijkheid: een god namelijk die niet alleen niet liefdevol is maar zelfs heeft plezier in het lijden. C.S. Lewis voert hem op in A Grief Observed: God als vivisector. Die mogelijkheid krijgt opvallend weinig aandacht, wellicht omdat hij voor veel mensen valt onder een god die almachtig is en niet liefdevol. Maar de oude heidenen wisten er wel raad mee: goden willen offers, veel graag en het liefst mensenoffers.

Heiden
De sporen van dat geloof liggen soms nog dicht onder het oppervlak. Toen een van mijn broers stierf en ik vlak voor de begrafenis in de rij voor de kassa stond, liep er een ernstig gestoorde jongen door de winkel. ‘God,’ dacht ik, ‘waarom hebt u hem niet genomen? U had hem er misschien nog een plezier mee gedaan’. En voor ik het wist, was ik overgestapt op een heidense god.

De vraag naar de verhouding tussen het lijden en God was eeuwenlang voer voor filosofen die er hun tanden op stuk beten. Rienier Sonneveld bijt er in zijn boekje De vraag, waarom is er lijden? niet zijn tanden op stuk. Hij bijt überhaupt niet in het vraagstuk maar loopt eromheen om het van alle kanten te bekijken en laat de lezer meekijken, zoals een vriend je kan wijzen op iets dat je nog niet gezien had.

Hij doet dat op een originele en aanstekelijke wijze, zonder te rationaliseren. Het ‘antwoord’ is voor christenen niet verrassend: Jezus. Niet als sluitstuk in een redenering of als goedkope stoplap, maar als persoon.
Lees! Om de prijs (€3,50) hoeft niemand het te laten.