Erg

Het is net Nationale Hersenweek geweest, oftewel Brain Awareness Week (waarom Nederlands als het ook in het Engels kan). Niet om mensen te wijzen op dat prachtige orgaan zelf maar om aandacht te vragen voor alles wat eraan kan mankeren. En dat is veel.

Nu was ik daar al jaren van op de hoogte. Een Zoon heeft epilepsie, een andere Zoon is er inmiddels overheen gegroeid. Alle reden dus om heel hard te roepen: ‘Hersenziektes zijn heel erg! Geef geld!’ zoals van mij verwacht mag worden.

downsyndrome-617x416Maar dat doe ik niet. Ik zou het erg druk krijgen. Een Broer heeft het syndroom van Down. “Jij gaat zeker in de gehandicaptenzorg werken?” vroegen mensen mij vroeger, toen het geven aan goede doelen nog gewoon was. “Nee!” riep ik dan. “Ik moet er niet aan denken.”

Wat me verbaasde of zelfs verontwaardigde blikken opleverde. Je wordt geacht je het meest op te winden over dat wat het dichtste bij ligt. Blijkbaar. Zelf vind ik dat kortzichtig.

Het kan zijn dat die methode van kiezen wat je het ergste vindt, een vervanging is van de vaak gespeelde wedstrijd in ergheid. Maar dat is zo maar een gedachte.

Over andere ziektes in mijn nabije omgeving zal ik privacyhalve niet uitwijden. Het zijn er genoeg en vraag mij niet wat de ergste is. En al helemaal niet welke ziekte voorrang moet krijgen bij onderzoek.

Op tv werden er natuurlijk wel mensen opgevoerd die hersenziektes Heel Erg vinden. Zoals twee vriendinnen die vonden dat iedereen moest weten hoe erg ALS was. Hun vriendinnetje had het ook, dus zij konden het weten. En daarom moest iedereen geld geven.

Als een ziekte echt Heel Heel Erg is, wordt er een show aan gewijd. De akeligste uitwas van dit seizoen: Sta op tegen kanker. Wie het gelukt is het te omzeilen of in die periode buitengaats verbleef en het toch wil zien: zie hier.

Ondertussen zie ik genoeg reden geld te geven aan allerlei goede doelen, dichtbij en ver weg. Maar ik laat mij niet door ziektes in mijn omgeving of door zielige verhalen op tv vertellen welk doelen dat moeten zijn.

Mattheüs

Goede Vrijdag is sinds jaar en dag onlosmakelijk verbonden met de Mattheüs Passion. Dat geldt niet alleen voor christenen maar voor mensen van allerlei overtuiging.

Daar krijg je soms rare dingen van. Verklaarde atheïsten die met tranen in de ogen naar Wir setzen uns mit Tränen nieder luisteren en hooggeplaatste Nederlanders die in hun mooiste kleren teksten als Buss und Reu knirscht das Sündenherz entzwei, aanhoren. Dat had Picander in zijn stoutste dromen niet kunnen denken.

De Mattheüs is verder verkrijgbaar in allerlei soorten en maten. Je hebt de meezing-Mattheüs, de Mattheüs from scratch, de Mattheüs in de hertaling van Jan Rot en die van Ria Borkent. En natuurlijk de talloze meer of minder geslaagde uitvoeringen van koren en orkesten voor wie het hoogtepunt uit de muziekgeschiedenis soms net te hoog gegrepen is.

De EO spendeerde uren kostbare tv-tijd aan een poging Bekende Nederlanders de Mattheüs te laten zingen. Met tenenkrommend resultaat. Nooit weer doen!

Ik neem er altijd een beetje afstand van als ik de Mattheüs op de tv zie, hoe mooi ik de muziek ook vind en hoezeer sommige teksten me ook aanspreken. Ik krijg er een ongemakkelijk gevoel van dat de Mattheüs Passion een cultureel hoogtepunt is waar je gezien moet worden als je een interessante functie vervult.

Alleen al de tv-opname die gemaakt wordt van de gasten die in vol ornaat komen aanlopen op het pad naar de kerk in Naarden. Er ligt nog net geen rode loper.

Het wringt omdat je weet dat die mensen straks gaan luisteren naar een verhaal waar iemand uit de gemeenschap gestoten wordt, vernederd tot op het bot en naakt aan een paal gespijkerd om dood te gaan. En iedereen staat erbij te kijken.

En na afloop zeggen de bezoekers tegen elkaar: “Mooi, hè? Jezus had een prachtige dictie, en de Evangelist vond ik beter dan vorig jaar. Alleen de sopranen klonken soms wat schel.”

Mag het dan allemaal niet? Jawel hoor, maar ik ga niet kijken, ik zet de cd wel op.