Stemmen is bij ons altijd een feestelijke aangelegenheid. Alle obligate gedachten over hoe blij we moeten zijn dat we mógen stemmen, hebben opeens weer een actuele invulling met de beelden van het Midden-Oosten nog vers op het netvlies. Liever stemmen dan met een kalashnikov in de aanslag door de straten sluipen om zo je bijdrage te leveren aan de samenleving.
Bij de avond van zo’n dag hoort daarom al sinds jaren een fles wijn en nootjes, en dan lekker met Echtgenoot op de bank hangen en tv kijken. Je ergeren aan antwoorden op vragen die niet gesteld worden, politici aanhoren die proberen van de grootste nederlaag een klinkende overwinning te maken, en wat later op de avond licht aangeschoten aanhangers van een politieke partij met rode konen de camera zien ontwijken. Die van de VVD zijn het leukst.
Maar voor het zover is, wacht een moeilijke taak. Wist ik vroeger al weken van tevoren waar mijn stem naartoe zou gaan, tegenwoordig wik en weeg ik tot in het stemhokje.
ChristenUnie? Landelijk misschien wel, maar als ik de kieslijst van mijn provincie zie, lees ik een naam waar ik niet vrolijk van wordt. De man lacht me teveel en heeft net iets te vaak een rap antwoord klaar.
GroenLinks dan? Met Jolanda Sap misschien inmiddels wat minder grachtengordel en wat milieu-ideeën betreft dik in orde, maar wel erg seculier, ondanks de Linker Wang-schatjes.
SP misschien? Lieve idealen hoor, daar niet van maar hoe reëel zijn ze?
Kieskompas, toevlucht in besluiteloze tijden, bood ook geen uitkomst. Ik kom prachtig ergens in het midden van deze drie partijen uit. Ook na drie keer invullen.
Kortom, meer dan genoeg stof tot nadenken voor iemand als ik die door nature en nurture ook nog eens is opgezadeld met een bovengemiddeld geweten.
De verkiezingsmarkt van afgelopen zaterdag in mijn woonplaats bood dezelfde lachwekkende aanblik als gebruikelijk en dat hielp ook al niet mijn keuze te bepalen. Een aantal politici had een partij-fleecesjaal om, ik heb ze in de meest afschrikwekkende kleuren gezien. Dolgelukkig waren ze als iemand hun kraampje naderde maar als dat resulteerde in een gerichte vraag, deinsden ze terug. Dat staat in ons verkiezingsprogram, was het geijkte antwoord. Ook als dat niet waar was.
Het leukste was dat er een boze man rondliep met een megafoon. Hij deed me aan iemand denken maar ik weet nog steeds niet wie. Waarschijnlijk een Koot & Bie-typetje. Hij riep de omstanders op niet te stemmen. “Deze mensen zijn allemaal leugenaars, leugenaars!” riep hij. “Het zijn zakkenvullers die u beroven.” Ik vond het ontroerend. Iemand die zo zijn best doet anderen van zijn standpunt te overtuigen zou toch in de politiek moeten gaan.