Goed bevallen

Eeuwenlang was alles rond zwangerschap en bevalling het terrein van vrouwen. Tot de man de verloskamer binnenkwam, ergens in de 18e en 19e eeuw, en natuurlijk al daarvoor als de barende uit de betere stand afkomstig was.

Niets ten nadele van gynaecologie, maar in de tijden dat mannen in die tak (en alle andere takken) van wetenschap de dienst uitmaakten, bepaalden zij wat er gebeurde. Vanaf dat moment was liggend bevallen de norm, in plaats van zittend of hurkend, want anders had de dokter geen zicht op het moment suprême. En door de knieën gaan was natuurlijk beneden de waardigheid van de weledelgeleerde heren van toen. Als er één terrein is waarop vrouwen jammerlijk werden gemist in de wetenschap, is het toch wel de verloskunde.

Waren er maar meer vrouwen geweest als Catharina Schrader (1656-1746). Ik hoop dat er ergens in Nederland een standbeeld voor haar is opgericht. Catharina Schrader was een ongekend kundige vroedvrouw die zelfs de meest gecompliceerde bevallingen tot een goed einde wist te brengen. Wij weten nog van haar omdat zij een dagboek in telegramstijl bijhield.

Een en ander wil uiteraard niet zeggen dat mannen geen positieve bijdrage kunnen hebben. Integendeel. Persoonlijk heb ik veel gehad aan Childbirth without fear, van de Britse arts Grantley Dick-Reed, dat ik van mijn moeder kreeg. Geweldig vond ik het, en tijdens elk van mijn vijf zwangerschappen las ik het opnieuw. Door dat boek ging ik geloven in en vertrouwen op mijn eigen lichaam, en leerde ik het nog beter kennen.

En nu las ik vandaag een vlammend betoog tegen meneer Dick-Reed, van de hand van Leonie Breebaart in Trouw. Een paternalistisch boekje noemt Breebaart het, omdat hij als man vrouwen wel even zou vertellen dat baren geen pijn hoeft te doen. Nee, dan liever ‘Duik in je weeën’, een boek dat Breebaart zelf las.

Maar je moet helemaal niet in je weeën duiken, dan ga je kopje onder. Je moet weten wat er aan de hand is in je lichaam, je moet je lichaam kennen en weten wat er gebeurt. De taal waarin je daarover nadenkt, doet ertoe. Ik ontdekte gaandeweg het grote voordeel van zo’n boek in het Engels lezen. Dan lees je over contractions en labour, in plaats van weeën en pijn. Ja inderdaad, het is een mindset, en wel eentje die je helpt om de regie te houden tijdens het bevallen. En dat is toch wat je wil als feminist: de regie houden over je eigen lijf en dus ook over je eigen bevalling. Of het aan mij lag, aan het boek of aan iets anders: ze waren allemaal bijna zonder pijn. Het was wel hard werken – wat door het woord labour zo treffend wordt weergegeven – maar dat is iets anders dan pijn lijden.

Wat kan mij het schelen dat het boek door een man geschreven is, als die man er zo duidelijk blijk van geeft dat hij aan deze kennis gekomen is door te luisteren naar vrouwen. Want dat is het geval bij Dick-Reed. En dat hij paternalistisch was… soit. Je hoeft het toch niet eens te zijn met zijn ideeën over vrouwen (waar ik het inderdaad volstrekt mee oneens ben) om te kunnen profiteren van zijn medische inzichten? Je gaat toch ook niet Ford boycotten omdat de oprichter van die autofabriek niet deugde?

Bovendien, alles beter dan de weeïge zeverboeken over ‘in je kracht staan’, de infantiele pufklasjes en de ‘geef-mij-maar-een-ruggeprik’-roepers, omdat pijn lijden ‘niet meer van deze tijd’ zou zijn. Daarmee geef je pas echt de regie uit handen.

Afwijking

Toen in 1974 mijn jongste broer werd geboren, bleek hij het Down-syndroom te hebben. Ik zie ze nog voor me: mensen die een schuine blik in de kinderwagen wierpen en dan iets zeiden in de trant van: ‘Zo’n kind, dat hoeft toch niet meer tegenwoordig’. Hijzelf had nergens last van, en zolang er een schommel in de buurt is, is dat nog steeds zo.

De discussie rond NIPT kan ik niet voeren zonder aan mijn broer te denken. In Trouw stond een artikel van Renate Lindeman, moeder van twee kinderen met het Down-syndroom en onvermoeibaar voorvechtster van hun recht geboren te worden. Eronder staan de gebruikelijke reacties.

Een hilarische vind ik altijd dat ‘de samenleving ervoor opdraait’. Dat is inderdaad het geval. De samenleving draait ook op voor bankiers die er een zootje van maken én ermee wegkomen, voor mensen die geen zelfreflectie kunnen toepassen, voor mensen die doof of blind zijn en voor mensen die een ongeluk krijgen en daarna niet meer kunnen werken, voor narcisten en psychopaten.

De samenleving draait ook op voor gewone mensen die er de ene keer een potje van maken en de andere keer reuze meevallen, net als dove en blinde mensen, bankiers en mensen zonder zelfreflectie, en voor verkopers die hun target niet halen. De samenleving, dat zijn wij.

juafxuNu lijkt het nog simpel: foetus X heeft het Down-syndroom en is door de mand gevallen. De oplossing: abortus. Zo wordt veel leed voorkomen, is de gedachte. (Een aparte vraag is natuurlijk voor wíe er veel leed voorkomen wordt en wat de abortus met de moeder doet).

Maar er kunnen steeds meer afwijkingen worden opgespoord. Grote vraag: wanneer is de afwijking ernstig genoeg voor een abortus? Dat bepalen de ouders, is het standaardantwoord. En dus kun je ook een abortus krijgen als je kind een schisis heeft.

Tweede vraag: wie bepaalt er ècht wat je doet als je kind een afwijking heeft? Dikke kans dat je straks stevig in je schoenen moet staan om zo’n kind wèl geboren te laten worden. En misschien zul je dat alleen kunnen met een goedgevulde portemonnee, met de bezuinigingen op de zorg in gedachten.

Hoe meer er gescreend wordt, hoe meer kinderen met afwijkingen worden geaborteerd. En hoe minder kinderen met afwijkingen er worden geboren, hoe minder acceptatie van mensen die wèl een afwijking hebben, alle grote woorden over keuzevrijheid van de ouders ten spijt.

Doorslaggevend argument voor prenatale screening lijkt de angst voor tegenslag en lijden, en de nogal beperkte opvatting van geluk: dat alles gaat zoals ik het had gepland. Kunnen we ouders niet gaan screenen op het maakbaarheidssyndroom? En dan het liefst vóór ze kinderen krijgen?

Feestje

Kleinzoon was jarig en dat betekende een kinderfeestje. Een geweldig feestje, want zijn oom had een piratenfestijn bedacht, compleet met speurtocht en schat die moest worden opgegraven. Ik was bijna jaloers. Kinderfeestjes organiseren was niet mijn sterkste kant en mijn kinderen hadden niet zo’n oom.

Maar Schoondochter vertelde dat dit feestje zich misschien wel op het randje van aanvaardbaar bevond. Kinderfeestjes horen zich tegenwoordig ergens anders af te spelen, compleet verzorgd met patat en cola. Ouders bieden tegen elkaar op met idioot dure kinderfeestjes waardoor grut van zeven jaar al bij binnenkomst de vraag stelt: ‘waar gaan we naartoe?’

Sneu voor kinderen die leren dat veel geld uitgeven voorwaarde is voor plezier. En voor de ouders die dat niet kunnen betalen. En vandaar dat sommige kinderen helemaal geen feestje meer geven: ‘daar hebben papa en mama geen geld voor’.

Wat solidariteit met armere ouders lijkt me geen overbodige luxe: 400.000 kinderen groeien op in armoede en dat is niet alleen kwestie van niet op vakantie kunnen. Dat betekent onder veel meer ook vaak dat die kinderen geen feestje kunnen geven. Of dat de ouders zich in de schulden steken om te voorkomen dat hun kinderen er niet meer bij horen in de klas. Daar is weinig feestelijks meer aan.

party_hats_setMaar wat let je met een aantal ouders over dit probleem te praten (of je het nu wel of niet kunt betalen) en af te spreken dat je dat gewoon niet meer doet? Dat feestjes in de achtertuin ook weer kunnen, en dat samen koekjes bakken en opeten ook weer onder het kopje ‘feest’ mag vallen?

Dat zou goed zijn voor kinderen die nu geen feestjes kunnen geven om redenen die er helemaal niet toe zouden mogen doen, en heel goed voor kinderen die zo kunnen leren hoe je zelf een feestje bouwt. En als al deze argumenten niet overtuigen: het is ook goed voor je portemonnee.

Leeromgeving

Echtgenoot en ik hebben geen kinderen meer op school. En daar is ons leven heel rustig van geworden. Kleinkinderen tellen in die zin niet mee want wij zijn niet het type opa en oma dat bij elke verrichting luid applaudisseert en alle activiteiten afrent.

Eigenlijk is dit een heel onverstandige ontboezeming van mij. Van Zoon en Schoondochter hoorde ik dat je tegenwoordig geacht wordt je (klein)kind te allen tijde een leuk leven te bezorgen. Eet je kind tijdens de schoollunch zijn boterhammetje niet op? Dan moet je ervoor zorgen dat het leuk wordt dat wèl te doen. Met het versieren van de boterham, bijvoorbeeld. Of je koopt leuke bolletjes.

Children_Playing_Violin_Suzuki_Institute_2011Heeft je kind een tekening gemaakt met drie potloodstrepen en een lik verf? “Superleuk!!” Kinderen figureren in toneelstukjes op school, met ouders en grootouders als publiek, en je móet komen, anders wordt je kindje verdrietig. Het lijkt mij hèt recept voor een lage frustratietolerantie en chronische onzekerheid.

Geen wonder dat er soms iets mis gaat in het onderwijsparadijs. Een leraar op een school in Horn had ‘dingen gedaan die niet passen in de veilige leeromgeving’. Geen idee wat, dat wordt zorgvuldig geheim gehouden om verdere imagoschade te voorkomen. (Het lachwekkende taalgebruik komt waarschijnlijk regelrecht uit de koker van een communicatiemedewerker.)

Intrigerend is het woordje ‘de’. ‘Een’ veilige leeromgeving betekent leeromgeving in het algemeen. Maar ‘de’ kan alleen maar betekenen dat deze school een veilige leeromgeving is (of biedt?). Maar dat klopt niet want dan waren er geen dingen gebeurd die niet passen… enzovoorts. En dan heb ik het nog niet eens over het mallotige woord ‘leeromgeving’.

Het voorval in Horn deed me denken aan een eerder bericht over een leerkracht die een kind aan de stoelpoot had vastgebonden. De leerkracht zit nu overspannen thuis en begrijpt niet dat ze zoiets heeft gedaan. Ik zal niet beweren dat dit een fijn staaltje pedagogiek was, maar ik heb destijds als overblijfmoeder wel eens aanvechtingen gehad die het vastbinden aan stoelpoten ver te buiten gaan…

Ik heb het donkerbruine vermoeden dat ik in het huidige tijdsgewricht niet had gepast in een veilige leeromgeving.

Kinderreclame

Ik herinner me het nog als de dag van gisteren. Zoons hadden reclame op tv gezien voor Danoontje. Dat moest wel zo allemachtig lekker zijn dat ik dat meteen de volgende dag moest kopen.
assortiment-full-danoontjeIk stapte met mijn grut de winkel binnen en toog naar het zuivelvak. Daar stond het, een sixpack Danoontjes. “Raar,” vond Zoon 1. “Waarom krijg je zes kleine bakjes in plaats van een grote?”

Toen werd het tijd de oogjes van mijn kroost te openen. “Nee, jij krijgt niet zes kleine bakjes maar één klein bakje.” Vertwijfeld keek hij mij aan. “Maar dat zijn maar twee lepels!”

“Exact.” “Laat dan maar zitten!” En verontwaardigd beende hij weg.

Thuis hebben we zelf lekkere vla gemaakt, chocoladevla, met echte cacao in plaats van bruine kleurstof. Het ging per persoon in een bakje waar je wel twaalf lepels uit kon halen.

Want kinderreclame, beste reclamemakers en ouders, is vrij eenvoudig te pareren. Je hebt er de volgende ingrediënten voor nodig: standvastigheid, warenkennis, de economische basisbeginselen en eventueel een kookcursus.

Standvastigheid omdat je gewoon ‘nee’ moet kunnen zeggen. Ook als het kind op de grond ligt te krijsen, weigert verder te lopen of jou verwijt dat je niet van hem of haar houdt. Want als ze eenmaal gewend zijn aan veel suiker en aan kunstmatige toevoegingen is het een hele toer ze er weer af te krijgen.

Warenkennis is heel handig als je je kind reclame-proof wilt maken. Aan de meeste producten waar zo hevig reclame voor wordt gemaakt zit namelijk een luchtje. Check de ingrediëntenlijst maar.

Vertel vervolgens aan je kind dat reclamemakers alleen maar willen dat hun zakgeld en jouw huishoudgeld in hun zakken verdwijnt. Een beetje kapitalist in de dop is hiervan zwaar onder de indruk.

Een eenvoudige kookcursus ten slotte volstaat om je kind heerlijke gerechten te kunnen voorzetten. En die samen met je kind maken, verhoogt de feestvreugde nog meer. Wie heeft er dan nog die prut uit de supermarkt nodig?

Een kind kan de was doen

Huishoudelijke hulp moet meer gegeven worden door familie, vrienden en buren, vindt de overheid. Dat is goed voor ons. We worden er socialer van en minder eenzaam.

De echte reden is natuurlijk dat er bezuinigd moet worden en staatssecretaris Martin van Rijn is niet te beroerd dat eerlijk toe te geven. Het is dan ook straks niet meer zijn probleem maar dat van de gemeentes.

En de gemeentes pakken het probleem voortvarend aan. Neem de gemeente Gouda. Kinderen tussen de 5 en de 12 jaar moeten helpen bij licht huishoudelijk werk zoals opruimen, tafeldekken en afwassen.

Maar dat is tegen het zere been, zo bleek uit een uitzending van EenVandaag waarin een alleenstaande vader uitlegde dat die maatregel echt te ver ging. Ze doen al zoveel, zei hij, en nu raakt hij ook nog zijn huishoudelijke hulp kwijt die hij kreeg omdat hij weduwnaar was. De arme stakkers die de hulp zouden moeten geven kwamen middels een familieportret in beeld. Ze hadden alle drie gewoon twee handen.

Nu heb ik niet direct zicht op de regels die gelden voor het krijgen van huishoudelijke hulp maar ik kan me niet voorstellen dat alleenstaande ouders, hoe zij ook aan die staat gekomen zijn, automatisch recht hebben op hulp. Waarom deze meneer het wel kreeg, bleef echter onduidelijk.
afwasborstels
Aan de wethouder de onaangename taak uit te leggen waarom van kinderen best mag worden gevraagd mee te helpen. En ze hield voet bij stuk. Dapper! De maatschappelijke status van kinderen is officieel immers bijna onaantastbaar.

Toch is ook de gemeente Gouda bang als wreed en kindvijandig te boek te staan en heeft ze dus onmiddellijk een persbericht op haar website geplaatst waaruit blijkt dat Gouda geen vijfjarigen verplicht aan de afwas zet. Gelukkig maar…

Ondertussen vraag ik me af wat er dan wèl van kinderen mag worden verwacht. Zelf had ik in ieder geval weinig scrupules. Zoons moesten opruimen, afwassen, tafeldekken en afruimen, stofzuigen, dweilen, de wc en de douche schrobben, boodschappen doen en zo meer. Dit natuurlijk niet allemaal meteen vanaf vijf jaar maar op die leeftijd werden ze wel langzamerhand ingewijd in de geheimen van het huishouden.

Ze hebben er niets aan overgehouden, behalve een aantal huishoudelijke vaardigheden. Zolang het huiswerk en hun sociale leven er niet onder lijdt, mogen kinderen ook hun handen uit de mouwen steken. Zolang een vijfjarige niet een afwas van drie dagen te verwerken krijgt of op een trapje staand de ramen moet lappen, lijkt me daar niets mis mee.

Zuinig zijn en veel uitgeven

De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg gooide gisteren de knuppel in het hoenderhok. Burgers moeten ‘zelf hun oude dag gaan organiseren om verschraalde ouderenzorg te voorkomen’. Een handig hulpmiddel is de zorgverklaring, stelt het RVZ. De Raad is best trots op dat idee, ouderen kunnen zo straks zelf bepalen hoe hun zorg eruit ziet.

De formulering van dit bericht kwam me vaag bekend voor en hoe langer ik erover nadacht, hoe meer zaken me te binnen schoten waar de Nederlander meer over moet gaan nadenken en vooral, meer voor moet gaan betalen.

We moeten meer gaan sparen voor ons pensioen want dat blijkt verre van waardevast. Dat stond altijd al in de kleine lettertjes maar daar besteedden de pensioenfondsen tot voor kort liever geen aandacht aan.

We moeten meer gaan betalen voor de zorg van nu omdat de kosten de pan uitrijzen. Door de vergrijzing? Die blijkt daar maar voor een klein deel verantwoordelijk te zijn. Het vergoedingensysteem zorgt ervoor dat de arts meer betaald krijgt naarmate hij meer handelingen verricht. Tel uit je winst.

Het zou ook fijn zijn als we onze kinderen zouden helpen met hun hypotheek. Dat helpt de woningmarkt weer vooruit. En verder moeten we ze natuurlijk helpen met het financieren van hun studie anders bouwen ze teveel studieschuld op.

En zijn wij de belabberde toestand van de economie vergeten? Meer uitgeven graag, anders komen we nooit uit de crisis.

Zullen we daarnaast ook onze leningen snel afbetalen? Diezelfde leningen die ons slechts een paar jaar geleden door de bank werden aangesmeerd? En rood staan is ook niet handig…

Sparen daarentegen is wel een goed idee. Een appeltje voor de dorst, zeiden onze voorouders immers al? Daar moeten we weer een voorbeeld aan gaan nemen.

Het moet ook afgelopen zijn met de aflossingsvrije hypotheken, vier jaar geleden werden ze nog aangeprezen als slimme constructie maar nu zijn ze echt helemaal passé. Aflossen graag, en rap een beetje.

Verder is het zaak kinderen te krijgen. De RVZ heeft namelijk bedacht dat ouders wel eens wat meer van hun kinderen kunnen verwachten als ze oud en zwak zijn geworden. En dan hebben we het niet over mantelzorg maar over een forse geldelijke bijdrage. Weet de RVZ wat een kind kost? En wat als je geen kinderen hebt?

Zo langzamerhand is een salaris van een paar ton het minimum geworden, wil je aan al deze oproepen gehoor geven. Maar we kunnen in ieder geval niet meer zeggen dat we het niet geweten hebben. En met dat gegeven wast iedere politicus straks zijn handen in onschuld.

Lieve kinderen, we komen eraan!

Dagarrangement

Een dagarrangement, dat is de laatste verworvenheid van kinderen in de basisschoolleeftijd. Het klinkt als een luxe vakantie. Maar dat is het natuurlijk niet.

De kinderen kunnen op een aantal scholen vanaf half acht ’s morgens tot half zeven ’s avonds (!) worden opgevangen, naar school en weer worden opgevangen. Minder stress voor de ouders en veel beter voor het kind, zei de aanbieder van zo’n dagarrangement uit Assendelft op het journaal. Waarom? Ze spelen ganzenbord onder begeleiding en kregen ook “een workshop graffiti,” vertelde ze licht buiten adem aan de tv-journalist.

Een diepe treurnis maakte zich van mij meester. Die arme kinderen leven als het een beetje tegenzit en hun ouders werken beiden fulltime, tot en met hun twaalfde jaar ‘onder begeleiding’. Niet meer zelf uitzoeken of het dakschuurtje sterk genoeg is om op te lopen, bloemen plukken in de berm zonder dat iemand je op je vingers kijkt, of je gewoon stierlijk vervelen.

Niet stiekem van je zakgeld een spuitbus kopen en zelf op een blinde muur kliederen maar een workshop graffiti volgen…. Zo’n kind zoekt niets meer zelf uit en komt nergens meer zelf achter, want overal zijn volwassenen die speciaal zijn getraind (wat is er eigenlijk gebeurd met het woord opgeleid?) om kinderen te begeleiden. En misschien wel het ergste: het kind went aan onvrijheid.

Het kind van het dagarrangement wordt uiteraard continue in de gaten gehouden, indachtig ons veiligheidssyndroom en de claimcultuur. Met een paar vriendjes op speurtocht gaan? Een dag in het wild doorbrengen met alleen een rugzakje met krentenbollen en een pak melk?

Sorry, maakt geen deel uit van het dagarrangement.

Lesprogramma

Het speciale onderwijsprogramma voor peuters en kleuters uit achterstandsgezinnen blijkt in Utrecht nauwelijks effect te hebben gesorteerd omdat de leerkrachten en groepsleidsters het niet goed genoeg doen.
Dit bericht uit de Volkskrant heeft me enkele minuten met stomheid geslagen. En dat is lang voor mijn doen.

Mijn verbazing begon toen ik las over rekenvaardigheid van kinderen onder de vier jaar. Dat er ontwikkeling zit in woordenschat en zinnen kunnen maken, lijkt me duidelijk. Maar rekenvaardigheid? Die van mij konden rond hun derde verjaardag net tellen, waarbij de 4 regelmatig met de 5 werd verwisseld.

Verder las ik dat kinderen uit achterstandsgezinnen een speciaal educatief programma krijgen. Alleen al van dat woord programma lopen me de rillingen over de rug. Een kleuter hoort niet te worden blootgesteld aan een programma, kleuters leren op hun eigen manier.

Voorspelbare uitkomst: het hielp geen bal. Kinderen zonder speciaal lesprogramma deden het even goed. Alles hing af van de kwaliteit van de leidsters. Waarom verbaast me dat nou niet?

Het gebruik van onderwijstermen laat zien waar het mis gaat. De manier van lesgeven (!) is bepalend, zo bleek. Als leerkrachten te weinig ontwikkelingsstimulerende activiteiten aanbieden en te weinig werken in kleine groepjes, gaan de kinderen nauwelijks vooruit, is een van de conclusies. Logisch, peuters en kleuters moeten geen onderwijs krijgen maar speelgoed en aandacht. Niets meer en niets minder.

Ik kan me niet herinneren dat ik onze kinderen ooit een ontwikkelingsstimulerende activiteit heb aangeboden, behalve dan dat er voldoende en goed speelgoed was. Even aan het spelen helpen en het kind speelt, als je het verder met rust laat.

Hebben de onderzoekers zich niet afgevraagd hoe het komt dat kinderen uit andere gezinnen geen achterstand hebben? Gebruiken die hoogopgeleide ouders een lesprogramma voor hun kinderen? Natuurlijk niet. In ieder geval, laten we het niet hopen.

Een kleuter leert het meest door nadoen, door goed speelgoed als lego, blokken, autootjes en ladingen papier, potloden en verf. En verder praat je je de oren van je hoofd tegen je kind, zing je liedjes en lees je voor. En als de ouders uit achterstandsgezinnen dat niet doen, helpen al die speciale programma’s niets. Dan moeten die kinderen gewoon op een andere manier krijgen wat hun beter gesitueerde leeftijdgenootjes thuis krijgen.

Waar leerden de kinderen wel van? Van veel spelen met kinderen die geen achterstand hadden opgelopen. Dat zegt al voldoende over het nut van lesprogramma’s.