Koning

We krijgen een koning! Op de radio, op tv, in de krant, dat was het eerste wat mensen te binnen schoot als hen werd gevraagd naar de troonsafstand van Beatrix.

En opeens zat ik weer in de zesde klas van de School voor Gereformeerd lager onderwijs in Zuidhorn. Het Hoofd der School gaf een geschiedenisles over ons geliefde koningshuis en was net alle vorsten vanaf 1815 bij langs gegaan.

Het kan niet anders, weet ik nu, of de les heeft grote hiaten gehad. Het was één grote lofzang op de verdiensten van de Oranjevorsten en dat is, zoals iedereen weet, op zijn minst een eenzijdige weergave van de werkelijkheid.

Reken maar niet dat onze oortjes ook maar iets hoorden over de homoseksuele contacten van Willem II die hem chantabel maakten, of de gekte van Willem III die zijn ministers en dienaren tot wanhoop dreef. Integendeel, een koning, dat was toch wel je ware, vond het Hoofd. Koninginnen waren daarvan een slap aftreksel.

Natuurlijk, hij had grote eerbied voor Hare Majesteit, dat was hij verplicht. En ze hadden het goed gedaan, de twee vrouwen die we tot dan toe hadden meegemaakt. Zij konden er per slot van rekening ook niets aan doen dat ze als vrouw waren geboren. Maar straks, dan kwam Willem-Alexander op de troon, dan hadden we weer een koning. En zo hoorde het ook. Eindelijk.

Nu is het zover, het Hoofd der School krijgt postuum zijn zin. En toch heeft hij iets over het hoofd gezien. Onze nieuwe koning krijgt straks een koningin aan zijn zijde. Raar natuurlijk. Een koning is getrouwd met een koningin maar omgekeerd blijkbaar niet.

Ik denk echter te weten waarom dat zo is. Kijk naar de koningen Willem, I, II en III. Zij hadden een koningin aan hun zijde en ze hadden haar nodig ook. De koninginnen echter deden hun werk zo goed dat ze helemaal geen koning nodig hadden.

En dat is de oplossing van het raadsel. Een koning kan het niet alleen, een koningin wel.