Piano

Ik houd van muziek. Ik luister er niet alleen graag naar, ik heb het ook nodig. Als ik een tijdlang geen muziek hoor – liefst van Buxtehude, Reger, Purcell – dan gaat mijn geestelijk welbevinden langzaam achteruit.

Langzaam, want ik merk het niet meteen. Tot er een soort treurig waas over mijn leven gaat hangen. Dan weet ik het weer: muziek! Ik ben de muziek vergeten! Niet alle muziek helpt. Van Mozart en Beethoven bijvoorbeeld ben ik minder gecharmeerd. Voorkeur voor instrumenten heb ik wel, maar ik ben niet heel kieskeurig.

Er is echter één uitzondering op de regel: de piano. Ik weet niet wat het is, maar ik krijg de zenuwen van pianomuziek.
Ik vind het een burgerlijk instrument, ontworpen voor de eikenhouten huiskamer waarin een degelijk huisgezin in de avonduren rond de piano gaat staan en enige liederen ten gehore brengt. Vader achter de piano, moeder op de dwarsfluit, kindertjes zingen, dat werk.

Wat ook niet helpt is dat de piano wordt ingezet als emotieregulator. Let maar op, televisieprogramma’s blinken erin uit. Twee mensen zijn samen in gesprek over een gevoelig onderwerp, de een stokt, wrijft in de ogen of snikt zachtjes, de ander kijkt begripvol en zwijgt. Maar dat is tegen de televisieregels. Zwijgen mag niet, zwijgen is leegte. En daarom zet dan onmiddellijk de piano in, tingel-de-tingel, net zolang tot de een weer iets kan zeggen, al dan niet met een door tranen verstikte stem.

De piano is een kwezelinstrument. Geen wonder dat televisiemakers er zo dol op zijn.

Eerlijk is eerlijk, er is een uitzondering. Die heb ik ontdekt toen Echtgenoot en ik ooit een mistig café in Maastricht binnenliepen waar een paar jazzmusici speelden. Trompet, gitaar, slagwerk en zo wat meer. Er stond ook een piano maar die bleef onbespeeld. Tot een slungelige jonge man zich achteloos op de pianokruk liet zakken en bijna onverschillig begon te spelen. Adembenemend was het. “Piano is toch wel mooi, in ieder geval zó wel!” fluisterde ik geestdriftig tot Echtgenoot.

En dat was de uitzondering die de regel bevestigt.

Vasten

Heel christelijk Nederland vast, lijkt het wel. Toen het nog niet in de mode was, heb ik het jaren gedaan, samen met Zoon IV. Dat kwam zo.

Zoon IV hoorde toen hij zeven jaar was een preek over vasten. Dat hij luisterde, had ik op het moment zelf niet eens in de gaten maar zo was het. Thuisgekomen eiste hij tekst en uitleg en vroeg waarom wij eigenlijk niet vastten. Ja, waarom eigenlijk niet? Dus besloten wij het gewoon te doen. Geen veertig dagen, maar alleen in de lijdensweek. Hij was tenslotte in de groei.

Een week lang geen koekjes, toetjes, beleg en vooral geen vlees was een behoorlijke opoffering voor hem. Het aldus uitgespaarde geld ging naar een goed doel dat zich toen, in de jaren ’90, steevast in het verre buitenland bevond.

Maar Zoon IV kwam in de puberteit, vasten exit. Ook voor mij, moet ik eerlijk bekennen. Nu weer beginnen met vasten, voelt tegennatuurlijk en hypocriet. Bovendien heb ik er een hekel aan dingen te doen die iedereen doet.

ImagebuxtehudeTegenwoordig bereid ik mij voor op Pasen met muziek. Nee, geen Mattheus Passion, of de Sieben letzte Worte am Kreuz van Henirich Schütz. Mijn nieuwste vondst is Jesu, meines Lebens Leben, van Dieterich Buxtehude.

Geen hond die weet waar je het over hebt, trouwens. Create in me a clean heart uit de Evangelische Liedbundel (nota bene uit de 17e-eeuwse King James!), dat gaat er in als koek in onze gemeente. Maar Miserere Mei van Gregorio Allegri, eveneens afkomstig uit Psalm 51, is volslagen onbekend.

Vroeger had de kerk de beste muziek, nu de slechtste. Ik chargeer, maar ik word er dan ook chagrijnig van. Snel, snel naar Buxtehude! Naar Quemadmodum desiderat cervus dat eindigt met gaudium, supergaudium: vreugde!

En als het Pasen is, luister ik naar Heut triumphieret Gottes Sohn. Zo is het. En dan met een lekker stuk appeltaart erbij.

Flavor

Voor het eerst van mijn leven was ik op Flavor. Dat gold natuurlijk voor meer mensen want Flavor was de doorstart van Flevo, maar ook op Flevo was ik nog nooit geweest. Sterker nog, festivals over het algemeen zijn mij vreemd.

Ik ben niet zo van de festivals. Veel mensen, veel groepen, veel eensgezindheid en veel grote gemene delers. Maar dit was werk en dus had ik een mooie gelegenheid vanaf de zijlijn, mijn natuurlijke habitat, het spektakel te aanschouwen.

Om bij Flavor aan te komen, moest ik eerst over het campingterrein(tje) dat onmiddellijk een stroom aan herinneringen opriep. Het tijdperk van de tent! Het was leuk maar het is ook leuk dat het voorbij is…

Op het terrein zelf voelde ik me een dame van onbestemde leeftijd, zeker toen ik leeftijdgenoten zag die in gedrag en kleding een ernstige stilstand in ontwikkeling hadden meegemaakt. Maar dat is wellicht eigen aan festivals, op foto’s van Lowlands zag je hetzelfde verschijnsel.
shortsDaarnaast kan het liggen aan overgevoeligheid mijnerzijds. Boven de 40 zijn spaghettibandjes, strakke T-shirts, diepe decolletés en korte broeken (ook voor mannen!) en blote benen en armen in het algemeen streng verboden. Of ze zouden dat moeten zijn. Ook als de mussen van het dak vallen, ja. Dan ga je maar naar binnen.

Het is nu maandag en ik weet nog steeds niet precies wat ik van Flavor vond. Het was natuurlijk leuk oude bekenden te ontmoeten, lekker harde muziek te horen en naar sprekers te luisteren die prikkelen en uitdagen. Voeg daarbij het voorrecht van mijn vak dat ik aan iedereen ongegeneerd vragen mag stellen. En nog antwoord krijg ook.

Niet leuk vond ik het incrowdsfeertje dat hier en daar hing (waarschijnlijk onvermijdelijk of wederom overgevoeligheid mijnerzijds) en de sfeer in de tent ‘Hemelen’ waar aan de lopende band aanbiddingsmuziek klonk maar die ik als gewone gast natuurlijk moeiteloos had kunnen vermijden.

Voor jazz was ik helaas te laat, hoorde ik. Slechts een keertje jazz is natuurlijk ook veel te weinig. Echt theater en cabaret heb ik (op zaterdag) ook niet gezien, kwam al het goede dan op vrijdag? De discussie over wel of geen hel had ik graag meegemaakt, hoewel het verhaal van Rikko Voorberg ook interessant was, en heel herkenbaar. Inderdaad: in gesprek met mensen die niet geloven zie ik hoe relevant en to the point mijn eigen geloof is. Of liever gezegd, hoe God dat is.

Met andere woorden: ik stel mijn oordeel uit en ga volgend jaar weer, maar dan met een vooruitziende en kritische blik op het programma.

Den Bosch

Reizen hele volksstammen af naar warme oorden, Echtgenoot en ik blijven deze zomer in Nederland. Wij trotseren het KNMI en de buienradar tegelijk en waarachtig, dit eerste weekend vallen we met onze neus in de boter. Wat een prachtig weer! Dat wil zeggen, in Den Bosch was het prachtig weer.

We hebben onze natuurlijke neiging naar Maastricht te gaan namelijk weerstaan en werden daarvoor rijkelijk beloond. Wat is Den Bosch leuk!

Allereerst staat ook Den Bosch vol met oude scheefgezakte huizen en smalle straatjes met de leukste winkeltjes die niet bij een keten horen maar wel betaalbare spullen verkopen.

Bovendien staat daar de St. Jan, in zijn volle glorie hersteld. Op het dak staat een engel met mobiele telefoon die gelegenheid biedt hem voor slechts 80 cent per minuut te bellen. Je kunt natuurlijk ook gratis contact krijgen met de hemelse gewesten maar daar gaat het nu even niet om.

En dan de horeca, wat veel, en wat een verschillende zaken! Het gezelligst was toch wel ‘Het Vosken’ in de Verwerstraat, een echte ouderwetse bruine kroeg waar de sporen van eeuwen aan zijn af te lezen.

Heerlijke koffie schenken ze, sublieme cappuccino, een goed glas bier (volgens Echtgenoot) en een lekker glas wijn (volgens mij). Daarnaast vriendelijke bediening, live muziek (desgewenst door de eigenaren zelf), lekkere bitterballen en een terrasje voor als de zon schijnt.

Wat wil een mens nog meer? Twee dagen in de auto zitten bij 36 graden met kinderen die elkaar op de achterbank de hersens inslaan? Hopeloos vast komen te zitten op Zwarte Zaterdag of op het verkeerde moment ontdekken dat de caravan te zwaar beladen is? Nou dan…