Occupied

Nog tot 31 augustus is de serie op Netflix te zien: Occupied, of op zijn Noors Okkupert. De serie stamt uit 2015. Lang verhaal kort: Noorwegen exporteert uit milieuoverwegingen geen olie en gas meer, en daar is Europa niet blij mee. De Russen bezetten op verzoek van de EU de Noorse olie- en gasvelden en nemen die over. En Noorwegen zelf.

Ik ben eraan verslingerd geraakt, wat een nadeel is want ik heb vorige week de laatste aflevering van de laatste, derde serie gezien. En nu moet ik afkicken van het prachtige Noorse landschap, van de Noorse taal, en van de politieke verwikkelingen die nog het meest gelijkenis vertonen met palingen in een emmer snot.

En natuurlijk van de personages als de mateloos irritante Russische ambassadeur Irina Sidirova, die haar vredelievende voornaam geen eer aan doet. En de steeds grimmiger kijkende en steeds meer in Russisch vaarwater verzeilende hoofd van de Noorse veiligheidsdienst Hans Martin Djupvik, en zijn vrouw die rechter is en die in alle stress juridisch zuiver wil blijven handelen. Daarmee speelt ze niet zelden de Russen in de kaart.

En neem minister-president Jesper Berg, die in eerste instantie nog meent dat hij de Russen tegenspel kan bieden maar later vlucht naar Parijs en via videogames leiding geeft aan het Noorse verzet. Zijn opvolger is zijn voormalig persoonlijk assistent Anita Rygg, maar zij blijkt uiteindelijk geen partij voor zowel de Russen als het Noorse parlement. Met andere woorden, Borgen, maar dan Noors en in oorlogstijd.

Een paar zaken blijven hangen: een verdeeld Europa slaat nog geen deuk in een pakje boter, politieke leiders gokken op de gewenste uitkomst en hopen dat ze alle benodigde informatie hebben. Sommige mensen zijn dapper (omdat ze boos zijn, teleurgesteld, verliefd, of omdat ze niks te verliezen hebben) maar de meesten zijn bang of gehecht aan hun luxe bestaan. En als de omstandigheden veranderen, verandert iedereen mee.

Maar vooral: wie oorlog koste wat kost wil vermijden, betaalt uiteindelijk de hoogste prijs, namelijk met zijn vrijheid. Ga die serie nog eens zien, dames, heren en non-binaire politici. Snel, voordat het 31 augustus is, of voordat de steun voor Oekraïne alsnog verkruimelt.

Hogere bezuinigingskunde

Het is zo langzamerhand een beproefde methode. De overheid moet bezuinigen en kiest daartoe een aantal beleidsterreinen uit. Per terrein wordt bekeken wat aan bezuinigingen binnengehaald moet worden en dan volgt een uitgekiende strategie.

Er worden plannen wereldkundig gemaakt die, als ze cold turkey zouden worden uitgevoerd, minstens het dubbele zouden opleveren van wat nodig is. En dan doet de overheid even niets. Eerst maar eens wachten op de reacties.

Die komen natuurlijk. Belangengroeperingen, politieke partijen en semi-overheidsinstellingen halen hun woordvoerders van stal die in schrille bewoordingen de gevolgen van het beleid schetsen. Het liefst halen ze daarbij schrijnende voorbeelden aan van zwaar getroffen mensen.

Dan is de overheid weer aan zet. De ambtenaren inventariseren het verzet tegen de plannen: wie maakten bezwaar, hoeveel macht en invloed hebben ze, wat kost het hen hun zin te geven? En ook, hoe houden we de minister uit de wind en voorkomen we dat hij of zij te boek komt te staan als een gevoelloos wezen? Want daar houden Nederlanders niet van, niks mis met een paar tranen op zijn tijd.

Het laatste onderdeel van de strategie is te bepalen hoe het meeste aan bezuinigingen kan worden bereikt met zo weinig mogelijk tegenstand. Groeperingen met weinig macht en invloed krijgen zo minder hun zin dan die met veel macht. Draagvlak zoeken, heet dat.

Kwaliteit
Uiteindelijk wordt dan duidelijk dat de soep niet zo heet wordt gegeten als hij werd opgediend en is iedereen blij of zijn minst opgelucht. Het had nog veel erger kunnen zijn…

Deze manier van besluitvormingsvoorbereiding leveren natuurlijk niet automatisch kwalitatief goede besluiten op. Dat lijkt er inmiddels ook nauwelijks meer toe te doen. Als het geld maar binnenkomt, linksom of rechtsom.

Er komen net weer twee goede voorbeelden van deze strategie voorbij en ze spelen zich beide af op het terrein van de gezondheidszorg. Dat is bij uitstek een gebied dat mensen hard kan raken en waar zich bovendien velen bevinden die weinig in de melk hebben te brokkelen. Prijsschieten dus.

Het eerste voorbeeld is het plan mensen met lagere inkomens meer te laten betalen aan zorgpremie dan mensen met hogere inkomens. Dat plan kon eenvoudig worden afgeserveerd als slechts een ideetje van het CPB en alleen bedoeld om na te denken over de problemen die ons te wachten staan. Ondertussen ligt het natuurlijk gewoon lekker in de week als mogelijke oplossing.

Gehakt
Het tweede voorbeeld werd afgelopen week gelanceerd. Psychologische hulp zou alleen vergoed moeten worden als er geen lichamelijke oorzaak is aan te wijzen, vindt het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Het is niet moeilijk daar onmiddellijk wetenschappelijk verantwoord gehakt van te maken. Die gedachte gaat namelijk uit van een scheiding tussen lichaam en geest en dat is een volstrekt achterhaald idee.

Een psychiatrische aandoening als schizofrenie veroorzaakt aantoonbare afwijkingen in de hersenen. Moet iemand die daaraan lijdt daarom maar geen zorg meer vergoed krijgen? En wat te denken van Alzheimer dat veroorzaakt wordt door plaquevorming in de hersenen?
Daarnaast zou ook alleen hulp vergoed moeten worden aan patiënten die daarmee zouden kunnen genezen. Maar veel psychische afwijkingen zijn chronisch naar hun aard.

Er zijn blijkbaar steeds minder scrupules om de noodzakelijk geachte bezuinigingen rond te krijgen. Wat kan het schelen als je mensen onnodig de stuipen op het lijf jaagt en slapeloze nachten bezorgt, als het doel maar wordt bereikt.

De overheid is een schild voor de zwakken, zei de christelijke politiek altijd. Maar die tijden zijn voorbij en dat gaan we merken.

Debat

Er zijn dit jaar al een hoop verkiezingsdebatten aan mij voorbij gegaan. Ik had er gewoon geen zin in. Politici die niet het fatsoen hebben elkaar uit te laten praten, laat staan dat ze naar elkaar luisteren. Halve leugens en halve waarheden, flauwe draaien en semantiek. Niet de moeite waard om tijd in te steken.

Maar vanavond besloot ik het nog een keer te proberen. Jammer alleen dat ik als hondstrouwe publieke omroepkijker helemaal niet in de gaten had dat het debat op RTL4 werd uitgezonden. De eerste helft gemist dus.

Veel schoot ik er niet mee op, dat wordt dus weer partijprogramma’s lezen. Gewoon discussiëren zonder strenge regels en een scheidsrechter bleek ook deze avond niet mogelijk. Zal wel door mediatrainers en spindoctors komen.

Weemoedig dacht ik aan de tijd dat ik als veertienjarig meisje vol ontzag keek naar de discussies tussen Van Agt en Den Uyl. Wie won er? En wie bepaalde wie er won? En had de beste spreker gelijk? Vast niet, maar hoe kwam je er dan achter wie wel gelijk had?

Geen van beide heren werd overigens gepruimd in huize Evink, een onwankelbaar GPV-bolwerk, getuige de knaloranje poster die altijd trouw op het raam van mijn slaapkamer werd geplakt. Tot ik als zestienjarige eiste dat dat ding een slaapkamerraam verderop kwam te hangen.

Het GPV? IK wilde me niet doodschamen. Als mijn ouders dan toch zo nodig de gemeenschap kond wilden doen van hun politieke voorkeur, dan deden ze dat maar op hun eigen slaapkamerraam. En dan ook nog dat lelijke oranje…

Uit pure nostalgie zocht ik op YouTube naar filmpjes uit die jaren. Ze zijn nog volop aanwezig. Ach, wat een tijd. Iedereen had veel en lang haar, mannen droegen baarden, snorren of bakkenbaarden en wie kalend was, compenseerde dat door het restje aan de rand extra lang te laten worden.

Maar wat me vooral opviel was de keurige uitspraak van politici en journalisten, de traagheid van het debat en het gelikte en foutloze Nederlands.

Niet dat ik terug wil naar die tijd. Ik heb een hekel aan de jaren ’70 met zijn polarisatie en irritante zelfingenomenheid. Maar de mediatrainers en spindoctors lagen destijds in ieder geval nog in de wieg. En dat was toch wel fijn.

Niks mis met zwarte Piet

Het is zo langzamerhand traditie geworden omstreeks half november je politiek correcte imago op te vijzelen. De ideale manier om dat te doen is het Sinterklaas-bashen.

De verwijten zijn sinds jaar en dag dezelfde. Sint is wit, zijn knechten zijn zwart, dus is hij een neokoloniale griezel wat het equivalent is van het vroegere heiden. Oude mannen met kinderen op schoot zijn sowieso verdacht in het huidige tijdsgewricht.

Maar de grootste grieven richten zich op Zwarte Piet. Zwarte Piet is namelijk een allochtoon, denken sommigen, en dan ook nog een allochtoon als de wat dommige knecht van een witte man. He, waar kennen wij dat van? Van de slavernij! Het sinterklaasfeest deugt niet, bewijs geleverd, volgens de grote-stappen-snel-thuis-theorie die steeds meer Nederlanders aanhangen.

Dat Piet oorspronkelijk een schoorsteenveger uit Italië is, met de roe als gereedschap, doet er niet toe. En ook niet dat Zwarte Piet een slimme, creatieve en uiterst acrobatische figuur is. Ik was als kind al jaloers op die jongens die over daken liepen, de handstand en de flikflak probleemloos uitvoerden en alles durfden waar ik alleen maar van kon dromen.

Geen denken aan dat ik Zwarte Piet ooit zag als minderwaardig knechtje, dat ik hem ooit in verband bracht met mijn Molukse klasgenootjes. Zwarte Piet was gewoon Zwarte Piet. Punt.

Nu buigen zelfs twee leden van het filosofisch elftal van Trouw zich over de kwestie, zonder indrukwekkend resultaat overigens.
De beste kwalificatie van Zwarte Piet komt dan ook van onze huisfilosoof uit de jaren ’80, ons oudste kind van destijds drie jaar. Voor het eerst van zijn leven aanschouwde hij Zwarte Piet die samen met een hele kudde kinderen op Sinterklaas wachtte. Vol afschuw boog Zoon zich naar mij toe. “Mama, bah!” fluisterde hij dringend, “Die man is geverfd!”

Stemmen

Stemmen is bij ons altijd een feestelijke aangelegenheid. Alle obligate gedachten over hoe blij we moeten zijn dat we mógen stemmen, hebben opeens weer een actuele invulling met de beelden van het Midden-Oosten nog vers op het netvlies. Liever stemmen dan met een kalashnikov in de aanslag door de straten sluipen om zo je bijdrage te leveren aan de samenleving.

Bij de avond van zo’n dag hoort daarom al sinds jaren een fles wijn en nootjes, en dan lekker met Echtgenoot op de bank hangen en tv kijken. Je ergeren aan antwoorden op vragen die niet gesteld worden, politici aanhoren die proberen van de grootste nederlaag een klinkende overwinning te maken, en wat later op de avond licht aangeschoten aanhangers van een politieke partij met rode konen de camera zien ontwijken. Die van de VVD zijn het leukst.

Maar voor het zover is, wacht een moeilijke taak. Wist ik vroeger al weken van tevoren waar mijn stem naartoe zou gaan, tegenwoordig wik en weeg ik tot in het stemhokje.
ChristenUnie? Landelijk misschien wel, maar als ik de kieslijst van mijn provincie zie, lees ik een naam waar ik niet vrolijk van wordt. De man lacht me teveel en heeft net iets te vaak een rap antwoord klaar.
GroenLinks dan? Met Jolanda Sap misschien inmiddels wat minder grachtengordel en wat milieu-ideeën betreft dik in orde, maar wel erg seculier, ondanks de Linker Wang-schatjes.
SP misschien? Lieve idealen hoor, daar niet van maar hoe reëel zijn ze?
Kieskompas, toevlucht in besluiteloze tijden, bood ook geen uitkomst. Ik kom prachtig ergens in het midden van deze drie partijen uit. Ook na drie keer invullen.
Kortom, meer dan genoeg stof tot nadenken voor iemand als ik die door nature en nurture ook nog eens is opgezadeld met een bovengemiddeld geweten.

De verkiezingsmarkt van afgelopen zaterdag in mijn woonplaats bood dezelfde lachwekkende aanblik als gebruikelijk en dat hielp ook al niet mijn keuze te bepalen. Een aantal politici had een partij-fleecesjaal om, ik heb ze in de meest afschrikwekkende kleuren gezien. Dolgelukkig waren ze als iemand hun kraampje naderde maar als dat resulteerde in een gerichte vraag, deinsden ze terug. Dat staat in ons verkiezingsprogram, was het geijkte antwoord. Ook als dat niet waar was.

Het leukste was dat er een boze man rondliep met een megafoon. Hij deed me aan iemand denken maar ik weet nog steeds niet wie. Waarschijnlijk een Koot & Bie-typetje. Hij riep de omstanders op niet te stemmen. “Deze mensen zijn allemaal leugenaars, leugenaars!” riep hij. “Het zijn zakkenvullers die u beroven.” Ik vond het ontroerend. Iemand die zo zijn best doet anderen van zijn standpunt te overtuigen zou toch in de politiek moeten gaan.