De regen striemt tegen de ramen en ik zit lekker bij de kachel een stukkie te tikken. Dat was vroeger wel anders. Vroeger stond ik dezer dagen ergens aan een kade, kleumend te wachten tot er een stel verklede mensen aankwam op een boot die een paar honderd meter verderop van wal was gegaan.
Ik was daar natuurlijk niet alleen, mijn kinderen in de Sinterklaas-leeftijd stonden er naast. Goed de handjes vasthouden want vlak bij het water, chocolademelk belovend want was het koud. En dan kwam die lamzak ook altijd nog een uur te laat want daar werd het spannender van. En er moest altijd een kind plassen. Gelukkig heb ik alleen jongetjes.
Het was eigenlijk volkomen onverdiend dat ik daar stond, want ik heb mijn kinderen altijd verteld dat Sinterklaas een verklede man is, en Zwarte Piet (hij ruste in vrede) ook nog eens geverfd. Die laatste mededeling kwam overigens recht uit de mond van onze destijds driejarige oudste kind: “Bah, die man is geverfd!”
Maar de kinderziel is niet alleen teer, hij is ook moeilijk te peilen. Tot een dag voor de intocht was Sinterklaas onzin, maar als hij dan toch in vol ornaat verscheen, sloeg de twijfel toe. Het bezoek van Sint zelf deed ook de laatste restjes twijfel als sneeuw voor de zon verdwijnen. “Ja Sinterklaas, nee Sinterklaas,” klonk het bedremmeld.
Hij had echter het pand nog niet verlaten, of ik hoorde alweer commentaar. “Zijn baard zat scheef.” “Volgens mij was het de buurman.” “Er zat een vlek op zijn jurk.” “Mam, Sinterklaas hoort toch geen gymschoenen te dragen?”
Op het moment dat ik dit schrijf, staan er honderden kinderen in Dokkum te wachten, aan de kade, op een boot die natuurlijk te laat komt. Het is vast hartstikke leuk. Maar o wat ben ik blij dat ik niet meer hoef!