Wat ik nooit had gedacht te doen, deed ik vanmorgen. Echtgenoot ging naar de Luchtmachtdagen en ik was nieuwsgierig geworden.
Waarom niet, dacht ik. Het beloofde een mooie dag te worden en er zouden ook oude vliegtuigen meedoen. En oud is mooi. Daarnaast ben ik van nature heel solidair.
Op naar Vliegbasis Leeuwarden dus, al was het twee uur later dan matineuze Echtgenoot. Met de fiets want parkeren kan daar niet. Het bleek twintig minuten lopen naar de startbaan maar toen begon het pas.
Korte samenvatting van de communicatie:
“Waar ben je nu?”
“Bij een Zeppelin.”
“Zie je geen groot scherm?”
“Nee.”
“Tomahawks dan?”
“Weet ik veel, ik weet niet hoe zo’n ding eruit ziet.”
“O.”
“Ik ben nu bij een witte tent. Is dat in de buurt?”
“Weet ik niet.”
“Daar waar nu een Apache in de lucht hangt, daar is het.”
“Hoe ziet een Apache eruit?
Zes telefoontjes later stond ik eindelijk oog in oog met een met camera bewapende Echtgenoot. Hij had een mooie plek bemachtigd bij het hek en kon naar hartelust foto’s maken. Dat deden er meer. Sommigen hadden lenzen van bijna een halve meter op hun camera geschroefd. Elke keer als er een vliegtuig langskwam, hoorde ik mensen nummers noemen. “C 130!” bijvoorbeeld, of “382!”.
Naast ons stond een krijgshaftig uitziende Duitser die elke keer “Wunderbar!” en “Fabelhaft!” riep. Zo zie je maar weer, mannen zijn net jongens.
Toegegeven, het was best leuk maar na een uurtje had ik het wel gezien. Zo dacht nog iemand erover: halverwege een oefening schoot opeens een haas over het gras achter de hekken. Het arme beest was totaal de weg kwijt en rende alsof zijn leven ervan af hing, wat niet zo was.
Nee, dat is niet zielig, hazen zijn gemaakt om te rennen.
Op LinkedIn had iemand een oproep gedaan om samen met hem te gaan flyeren. Motto: ‘Vrede komt niet uit de lucht vallen’. Nee, maar oorlog wel. En als het zo ver komt dan ben ik toch blij dat er mensen zijn die de lucht in kunnen.