Daar stond ik dan, op een verlaten parkeerterrein in het Groningse dorp Zuidhorn, dat woest was opgestoten in de vaart der volkeren middels een spiksplinternieuw winkelcentrum. Het dorp waar ik negen jaar van mijn jeugd heb doorgebracht, was onherkenbaar geworden. Was dat erg? Neen.
Alleen De Gast, daar waren de projectontwikkelaars met hun tengels afgebleven, waarschijnlijk wel beseffend dat dit het enige stukje Zuidhorn is dat de moeite van het bewaren waard is.
Eigenlijk was het een boodschapje van niks: een haarborstel en nog iets wat ik alweer vergeten ben. Maar ach, ik had nog even tijd voor mijn afspraak, dus waarom niet?
Een ding zat me even dwars: de blauwe lijn op de parkeerplaats en de afwezigheid van mijn parkeerkaart. Waar was dat ding toch? Alle autodeuren heb ik open gehad om te zien of hij ergens was ondergegleden, ingerold of weggezakt, maar niets van dat alles. Na vijf minuten gaf ik het op. Tien minuten naar de winkel, op maandagmiddag… het zou wel meevallen.
Ik liep terug van de winkel naar de auto en een mannetje op een scootmobiel kwam naast me rijden. Ik had een prachtige jurk aan, vond hij. En hij kon het weten want hij had verstand van mode. Niet dat dit hem was aan te zien, maar ach…
“U maakt mijn dag nog mooier dan hij al was,” gaf ik als antwoord en liep door. Maar je kunt de dag beter niet prijzen voor het avond is.
Daar zag ik mijn auto weer staan, nog steeds bijna in zijn eentje maar nu in gezelschap van een wit papiertje onder de ruitenwisser. Ja hoor, een boete.
Hoeveel? Een tientje, dertig euro, vijftig misschien? Nee, NEGENTIG EURO, voor tien minuten op een bijkans verlaten parkeerplaats, en dat terwijl, vloekerdevloek, ik mijn parkeerkaart na vijf minuten terugvond…
Ik begrijp het bestaan van boetes, van parkeervakken, van blauwe lijnen, van mensen die er hun geld mee verdienen bedreigers van de openbare orde als ik rücksichtslos op de bon te slingeren. Maar kom nou, Zuidhorn en CJIB, negentig euro??